14 De andere wang toekeren

Inhoud

Inleiding

1 De barmhartige Samaritaan (Eentje niet van ons)

2 De Verloren Zoon

3 De balk in je oog

4 Blinde die blinden leidt

5 Het Verloren Schaap

6 De overspelige Vrouw

7 Het Mosterdzaadje

8 De zaaier en het zaad

9 De ondankbare knecht

10 De verborgen Parel

11 De wijze en dwaze maagden

12 De werkers van het elfde uur

13 De talenten

15 De onwillige genodigden

16 De vijgenboom

17 Kameel door het oog van de naald

18 Het onkruid tussen tarwe

19 Parels voor de zwijnen

20 Een huis op een rots gebouwd

21 De boom en zijn vruchten

22 De boze wijnbouwers

23 Nieuwe wijn in oude zakken

24 Een knecht kan geen twee heren dienen

25 Zoeken naar de grote schat

26 Wees voorbijgangers

27 De dief met de sikkel

28 De rijke man

29 Heb je vijand lief

30 Het riet

31 De wind blaast waarheen hij wil

32 Zout der aarde

33 Klief hout en ik ben daar.

34 De lege kruik

35 Belasting aan de keizer

36 Wie zoekt, die vindt: wie klopt, wordt open gedaan.

37 De verloren munt

38 Lamp onder een korenmaat

39 De vossen hebben hun holen

40 Laat de kinderen tot mij komen

41 Vrouwen

42 Gist in brood

43 De raven: zij zaaien niet en maaien niet

Parels van Parabels

Inleiding

Met een zekere schroom deel ik mijn verworven inzichten over de parabels van een van de grootste revolutionairen die de wereld ooit gekend heeft. Die visionaire, rebelse Jood was een jonge predikant van nog geen drieëndertig jaar die levend tegen een kruis werd genageld. Hij heeft met zijn preken en gedrag de verstarde samenleving met harde regels en wetten van de toenmalige Joodse gemeenschap fel en duchtig door mekaar geschud. Zijn visie op de mens en samenleving vormen de morele basis van de Westerse wereld.

Na tweeduizend jaar blijft de invloed van deze grote leraar nog steeds verder doorwerken en kunnen nog miljoenen mensen zich geestelijk voeden aan zijn in parabels verpakte boodschappen. In tegenstelling tot een samenleving waar ‘oog om oog, tand om tand’ de ongeschreven wet was van wraak en vergelding met een autoritaire god die zijn macht liet gelden, toont hij een nieuwe wereld waar dankbaarheid en vergeving centraal staan met een liefdevolle God die in ieder van ons sluimerend aanwezig is. Zijn impact op onze levenswijze en moraal was zo groot dat wij de geschiedenis indelen in een tijd vòòr en een tijd nà JC. Internationaal wordt de christelijke jaartelling als standaard gehanteerd. Deze jaartelling heeft als nulpunt het begin van het jaar waarin Jezus Christus verondersteld wordt te zijn geboren. Dat onze jaartelling die in 525 door de monnik Dionysius Exiguus geïntroduceerd werd, er bijna een half decennium naast zit, doet daar niets aan af. Die monnik had nog geen pc of calculator om de Romeinse jaartelling om te rekenen.

De jonge predikant bracht zijn boodschap vooral in parabels of gelijkenissen. Dit zijn korte verhaaltjes, die gewone ongeletterde mensen van toen konden begrijpen. Zoveel eeuwen voor de boekdrukkunst was een verhaal vertellen het uitgelezen middel om kennis door te geven. Een concreet verhaal dat uit het dagelijks leven gegrepen is, brengt een duidelijke en toegankelijke boodschap die men gemakkelijk blijft onthouden. Zijn parabels behoren tot de mooiste uit de geestelijke geschiedenis van de mensheid. Een parabel geeft je eenvoudig een hint, een subtiele aanwijzing en je zult intens moeten zoeken vooraleer de gelijkenis je langzaamaan haar geheimen openbaart. Parabels hebben iets van raadsels of puzzels en hebben verschillende lagen. Wie zichzelf beperkt tot zijn lichamelijkheid zal het verhaaltje letterlijk nemen en de onderliggende boodschap volledig missen. Wie zich beperkt tot zijn emoties en verstand zal er de poëzie of de filosofische waarde van waarderen. Wie er zich van bewust is dat hij meer is dan zijn lichaam, emoties en verstand doorziet de diepere betekenis van de gelijkenis en zal nadenken over zijn gedrag en zijn levenshouding misschien definitief veranderen.

Parabels zijn inspirerende verhaaltjes waarin twee zaken naast elkaar geplaatst en met elkaar vergeleken worden. Door gekende gebeurtenissen uit het dagelijks leven van toen zoals het hoeden van schapen, zaaien van graan, bewaren van wijn, enz. naast een onbekende te plaatsen tracht hij een subtiele waarheid duidelijk te maken. Het aanhoren of lezen van een parabel is als een persoonlijke oproep om je leven te herbekijken. De gelijkenissen en uitspraken van die jonge predikant behoren nu tot het algemeen cultureel erfgoed van de mensheid. Het zijn krachtige beelden geworden die blijvend onze taal hebben verrijkt. Wie kent niet de uitdrukkingen zoals: paarlen voor de zwijnen gooien; zijn talenten gebruiken; een verloren zoon die terug keert, een barmhartige Samaritaan, door het oog van de naald kruipen?

De jonge predikant vertelde parabels die als opstapjes moesten dienen op het moeizame spirituele pad. Die simpele verhaaltjes blijven hangen en irriteren. Ze blijven zoals vervelende muggen rond je hoofd hangen. Ze werken als een stoorzender die ons wakker schudt en ons uit onze comfortzone duwt. Psychologisch zijn parabels krachtige instrumenten om mensen iets nieuws te laten ontdekken en tot verandering te bewegen. Ze openen een andere wereld en geven een nieuw perspectief. Tenminste om het met zijn woorden te zeggen: ’voor wie horen wil, hore’. Zijn parabels irriteren de goegemeente door de krasse uitspraken die haaks staan op wat we gewoonlijk doen of denken. Wie betaalt er nu evenveel aan een werknemer die maar een uur heeft gewerkt als iemand die de hele dag heeft gezwoegd? Wie laat heel zijn kudde schapen achter om een onnozel schaap dat verloren is gelopen te gaan zoeken? Wie betaalt al wat hij bezit om die ene parel te bemachtigen? Wie geeft er nu een groot feest voor een nietsnut van een verloren zoon die er al zijn geld heeft door gedraaid en terug thuiskomt? Wie gaat nu als men een klap op de rechterwang krijgt, zijn andere wang aanbieden voor nog een mep?

Parabels zijn harde noten om te kraken. Je gaat ze niet van de eerste keer zo maar begrijpen en de diepere betekenis ervan leren kennen door ze eenmaal te lezen. Maar het blijven straffe verhalen die in je geheugen blijven plakken voor de rest van je leven. Parabels zijn parels van kleine literaire meesterwerkjes die gemakkelijk de eeuwen hebben door staan. Dood simpel, zelfs een kind kan het verhaaltje volgen. Zo gebald weergegeven. Zonder één overtollig zinnetje. Ze voeren ons naar een mysteries gebeuren waardoor we in de war worden gebracht. Men kan er jaren op ‘kauwen’ vooraleer ze verteerd zijn en volledig begrepen worden.

Het is niet mijn bedoeling die kernachtige formuleringen te verbeteren. Alleen krijgen ze hier een update want de meeste mensen kennen een schapenhouder alleen nog van het folkloristisch Bokrijk. Genadeloze gebruiken zoals stenigen, handen afhakken, een misdadiger met een molensteen om de hals in zee gooien en iemand levend tegen een kruis nagelen zijn niet meer van deze tijd.

De parabels worden in een willekeurige volgorde aangeboden. Dus niet geordend per thema om de onvoorspelbaarheid en het verassingseffect maximaal te behouden. Wie de oorspronkelijke parabels wil lezen vind die wel terug in de Bijbel, of tik gewoon in Google de referentie in die bij elke parabel staat. Deze parels van parabels zijn spiegels voor je ziel.

1 De barmhartige Samaritaan (eentje niet van ons)

Een al te ijverige pater vol bekeringsvuur in zijn lijf wou eens aantonen hoe onverschillig de moderne mens wel geworden is voor zijn naaste. Hij had er niet beter op gevonden dan de parabel van de barmhartige Samaritaan na te spelen in werkelijkheid. Hij ging dus met verhakkelde kleren en bloedende wonden (veel siroop) langs de kant van de weg liggen en wachtte geduldig op de eerste mens die hem zou komen helpen. De pater was zo snugger geweest om te gaan liggen langs een vrij drukke baan waar de auto’s voorbijraasden. Dat je als chauffeur op een drukke straat beter op je voorganger, of tegenliggers let dan naar buiten gaapt, was bij hem nog niet doorgedrongen. Hij leefde waarschijnlijk nog met het idee dat op moderne snelwegen ook rustige wandelaars, of een boer op zijn ossenkar, of een zonderling op een ezel zou passeren.

Meer dan een half uur heeft hij daar gelegen vooraleer een auto stopte om eens te kijken wat er met hem aan de hand was. Zijn voorbarige conclusie en de bevestiging van zijn vooroordeel was: de grote meerderheid van de moderne mensen trekken zich totaal niets aan van een sterveling in nood.

In de parabel van de barmhartige Samaritaan uit de goeie ouwe tijd, nu zo een twintig eeuwen geleden, lag er een beroofde en zwaar toegetakelde man langs de weg. Er liep een priester langs, maar toen hij de vreemde sukkelaar zag liggen in de gracht, stak hij vlug de baan over en ging aan de overkant van de weg voorbij. Er kwam ook een Leviet, zeg maar een hoge Piet uit de hogere priesterstand voorbij. Ook die deed alsof zijn neus bloedde en maakte zich snel uit de voeten. Die intelligente meneer wist maar al te goed als je zo een bebloede sukkel wilt helpen, je zelf onder het bloed en de vuiligheid zit. Als je een drenkeling uit een sloot wilt halen, moet je eerst zelf met je mooie schoenen in de vettige modder gaan staan. Toen hij de man zag, ging ook hij aan de overkant voorbij.

Er moet gezegd, die priester en die Leviet die de beroofde man lieten liggen handelden braafjes volgens de Joodse wet. In die tijd was voor een Jood alleen ‘eentje van ons’ de naaste. Het was voor hen zelfs verboden om ‘eentje niet van ons’ te helpen.

Volgens de parabel kwam er daarna een Samaritaan voorbij, zeg maar ‘eentje niet van ons’, waar de Joden op neerkeken als een minderwaardig volk. Hij zag de beroofde en toegetakelde man liggen en kreeg medelijden met hem. Hij verzorgde zijn wonden, tilde hem op zijn eigen ezel en bracht hem naar een herberg. Hij gaf de herbergier zelfs het nodige geld om voor de sukkelaar te zorgen.

De moraal van het verhaal uit de parabel van de Barmhartige Samaritaan is ondertussen hopeloos voorbijgestreefd. In onze moderne samenleving is het principe van ongelukkige naasten helpen zo ingeburgerd dat we er zelfs speciale diensten zoals de MUG of het Rode Kruis voor hebben. Meer zelfs, wij leven met een wet die ons verplicht op straf van boete om een mens in nood te helpen. Een telefoontje naar 112 volstaat om binnen de kortste keren professionele hulp te krijgen. Of er in de goot langs de weg nu een kind, een oude man, een zwarte, een junkie of een zatte clochard ligt, speelt niet de minste rol. Het mag ook een moslima in een boerka of een Jood met pijpenkrullen zijn. Ze worden even snel met een ambulancewagen weggevoerd als een blanke man met een paternoster rond zijn hals. Binnen de kortste keren ligt dit slachtoffer in een ziekenhuis en staan de dokters en verpleegsters aan het bed om hem of haar de nodige zorgen toe te dienen. Wie nog zou twijfelen aan de doeltreffendheid van moderne zorg bezoekt best eens een ziekenhuis vol Covid-19 patiënten. Daar krijgt het woordje Zorg voor de naaste zijn volle betekenis en verdient applaus van de hele bevolking. Nooit werd in de menselijke geschiedenis, zelfs niet tijdens de oorlog, zo massaal inspanningen geleverd om al die ongelukkige mensen te helpen. Dit is moderne naastenliefde 2.0 anno 2021 waar die jonge predikant van tweeduizend jaar geleden alleen maar kon van dromen.

2 De verloren zoon

Johnny is achttien jaar geworden. Een mijlpaal in zijn leven. Aan studeren heeft hij een broertje dood en werken is ook al niet aan hem besteed. Werken dat is een bezigheid voor de dommeriken, zei hij ooit tegen zijn broer en die kon daar niet mee lachen. In tegenstelling tot zijn broer Hendrik, die nu als afgestudeerde ingenieur werkt in de zaak van zijn vader, gaat hij liever met de vrienden op stap. Zijn credo is erg simpel: zoveel mogelijk pinten pakken en meiden versieren. Je moet profiteren van het leven vindt hij en als het even kan gaat hij een paar uurtjes 'chillen' met zijn makkers. Vooral exclusieve festivals bezoeken, drinken en dansen tot in de vroege uurtjes vindt hij 'de max'. Zijn broer Hendrik daarentegen is heel de dag druk bezig en werkt in overleg met zijn vader plannen uit om de zaak verder te doen groeien.

Achttien jaar! Johnny is eindelijk volwassen en klaar om de wereld te veroveren. Op de avond van zijn verjaardag stapt hij resoluut naar zijn vader en vraagt: "Ken jij het verhaal van de Verloren Zoon uit de Bijbel?"

De vader die zichzelf altijd geëtaleerd heeft als de modelchristen, heeft die parabel natuurlijk al tientallen keren gehoord. "Ja natuurlijk ken ik die", antwoordt de vader. "En waarom wil je dit weten". "Dan weet je ook dat de jongste zoon naar zijn vader ging met de vraag om zijn deel van de erfenis te krijgen. Hij zei letterlijk: "Vader geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb. En die vader verdeelde zijn bezit onder zijn beide zonen. Is het niet zo? Wel, ik zou ook graag nu mijn erfdeel krijgen dan trek ik er op uit om de wereld te verkennen."

Vader kent zijn jongste zoon maar al te goed. Johnny is een arrogante losbol die erg brutaal uit de hoek kan komen. "Wat!" Reageert de vader woedend. "Je hebt nog niks gepresteerd in heel je leven en je wilt al de helft van je erfdeel. Kan je niet wachten tot ik dood ben misschien!" "Om, zoals jezelf altijd zegt," reageert Johnny, "vriendelijk en liefdevol te zijn en vooral om te delen met andere mensen moet je toch niet dood zijn. Nu kan je tonen dat al die mooie praatjes over delen en geven aan andere mensen geen ijdele woorden zijn. Bezie het zo: ik geeft jou de kans om een ware volgeling te zijn van die held uit Jezus Christ Superstar. In de parabel van de 'Verloren Zoon' staat nergens iets van: ik zal het even overleggen met mijn vrouw en met mijn oudste zoon.

In die tijd besliste de vader alles op zijn eentje. En deze vader uit de parabel was een en al goedheid en gaf zijn zoon wat hij vroeg. Zo maar! Of die vader na die gift aan zijn zoon nog voldoende had voor zichzelf, zijn vrouw en zijn oudste zoon staat er niet bij. "OK, zegt de vader ik zal doen zoals die vader uit die parabel van nagenoeg twee duizend jaar geleden. Je krijgt van mij ook de helft van die vader zijn bezit uit het Bijbelverhaal, dat zal zo ongeveer een tiental schapen geweest zijn, meer niet. Een volwassen schaap kost nagenoeg 100€ dus je krijgt van mij jouw Bijbels erfdeel van 1.000€. Is dat OK?" Johnny laat zich door die sarcastisch opmerking van zijn vader zo maar niet van zijn stuk brengen en zegt: "Die zoon uit de parabel kreeg de helft van vaders kapitaal. Ik hoef zelfs zoveel niet. Maar ik wil wel de grootste universiteit van het leven bezoeken door een wereldreis te maken. Nergens kan ik zoveel leren dan door op mijn eentje alle vreemde landen te bezoeken. Je hebt de universitaire studies van mijn broer toch ook betaald, niet? Waarom zou ik dan geen studiebeurs kunnen hebben voor enkele jaren van 'mijn universitaire studies'."

De vader denkt: hier verspeelt hij toch maar zijn tijd als losbandige luilak, misschien komt hij door de confrontatie met al die armoede en miserie in die derdewereldlanden wel tot bezinning. Laat ik hem een kans geven. "Goed," zegt de vader. "Ik schrijf jou het bedrag over op jouw rekening voldoende voor een studiereis van twee jaar. Dat is aardig wat meer dan enkele schapen." Voegt hij er een beetje spottend aan toe.

Johnny accepteert het voorstel en trekt op zijn eentje de wijde wereld in. Hij laat de gekregen Euro's royaal rollen en vliegen. Een brief schrijven is voor romantische zielen uit de vorige eeuw. Een telefoontje naar huis vindt hij alleen goed voor sentimentele sukkels en een sms-je sturen naar zijn vader heeft hij nog nooit gedaan. Dat gaat dus nu ook niet gebeuren. Voor al die flauwiteiten heeft hij geen tijd en met dergelijke onbenulligheden houdt hij zich niet bezig. Hij heeft het veel te druk.

Na een half jaar is Johnny volledig platzak. Hij probeert met allerlei klusjes wat bij te verdienen maar het ongeluk wil dat hij op dat moment in Ethiopië ronddwaalt waar een echte hongersnood heerst. Naar zijn vader bellen durft hij niet en kan hij trouwens zelfs niet meer. Geen geld, geen belkrediet en niks dan miserie bij alle mensen. Zonder geld kan hij zelfs geen eten meer kopen. De uitgehongerde mensen gunnen die vreemdeling zelfs het eten dat ze aan hun knobbelzwijnen geven niet. Johnny denkt: was ik maar terug thuis, zelfs de arbeiders in mijn vader zijn zaak hebben het duizend keer beter dan ik hier nu.

Fel vermagerd en met honger in zijn lijf probeert hij al liftend verder te geraken terug naar huis. Enkele weken later stapt hij met lome benen als een sjofele bedelaar op de lange oprit van hun luxueuze villa. Hij schaamt zich dood en vreest de reactie van zijn vader. Die zit in zijn bureau en kan zijn eigen ogen niet geloven als hij Johnny ziet aankomen. Hij loopt naar buiten zijn zoon tegemoet en is zo blij als een kind omdat zijn Johnny nog leeft en eindelijk terug is.

Voor het eerst in zijn leven zegt Johnny zacht en licht beschaamd: ”Dank u wel vader, dat je mij terug in huis wilt nemen. Dat heb ik niet verdiend, na al wat ik jou heb aangedaan.” Johnny geniet van een zalige, warme douche en verzacht zijn grauwe huid met badschuim. Zijn vieze kleren verdwijnen in een vuilniszak en hij krijgt proper ondergoed en het beste pak van zijn broer. De vader die dacht dat zijn zoon dood of voor goed verdwenen was, is zo blij dat hij voor al zijn werknemers een feestje bouwt om de terugkeer van zijn zoon te vieren.

Hendrik, de oudste zoon die op zakenreis was en terug thuiskomt, kan zijn ogen en oren niet geloven. Wat een feest is hier aan de gang? Hij verneemt van een van zijn werknemers dat zijn vader een groot feest heeft gegeven voor de terugkeer van Johnny. Als hij zijn broer ziet dansen met zijn beste pak aan zijn lijf kan hij zich niet meer beheersen en schiet in een 'Franse colère'. "Twee jaar lang heeft die gast zijn geld verbrast aan drank en de vrouwkes van plezier. En nu krijgt hij er nog een feest bovenop! Zelfs nog geen telefoontje of sms’je gestuurd en dan zo een feest voor die dikke profiteur en nietsnut. Waar is mijn feest voor al mijn werk?

Omdat Hendrik buiten blijft staan, komt zijn vader hem tegemoet. Brave Hendrik reageert furieus tegen zijn vader. "Al jaren werk ik voor jou en onze zaak, maar ik heb nog nooit een feest gekregen om te vieren met mijn vrienden. Maar voor onze Johnny, die nog niks heeft gepresteerd en al zijn geld heeft verbrast, geeft je een groot feest voor al onze werknemers. Hij heeft zelfs mijn beste pak aan. Awel, merci! Dat gaat mij te ver." "Tracht mij te begrijpen", zegt de vader sussend. "Eindelijk is onze Johnny, waar we twee jaar niks meer van gehoord hebben, terug thuis. Wij hebben vaak zelfs gedacht dat hij verdwaald of zelfs dood was. Nu is hij fel vermagerd maar toch levend terug thuis. Wij hebben onze verloren zoon terug en jij je verloren broer. Dat is toch wel een feest waard, niet! Trouwens, stel dat jij twee jaar spoorloos verdwenen was en uiteindelijk terugkeerde, denk je dat we dan ook geen groot feest zouden houden? Weet je dan niet dat de goedheid van een Vader eeuwigdurend en grenzeloos is?

3 De balk in je oog

Ze zaten samen gezellig aan tafel. Een man schenkt koffie uit en neemt eerst zijn tas en giet die vol met koffie. Een eind verder aan tafel zit Suzanne. Ze fluistert bijna in het oor van haar buurvrouw: "Heb je dat gezien, wat een egoïst! Die schenkt eerst koffie voor zichzelf." Ze is nog niet uitgesproken als de man zijn met koffie gevulde tas voor zijn vrouw zet en dan haar lege tas neemt en vol schenkt met koffie voor zichzelf. Eerst een bakje troost voor het vrouwke, dan pas voor zichzelf. Ons Susanneke zit er dus dik naast. Dat is het lot van al de mensen die zo vaak al te snel oordelen en veroordelen.

Arrogante Jan en Leen Moeial die alles beter weten, zullen jou eens de waarheid vertellen. Alleszins hun waarheid. Let vooral goed op als iemand zegt: "Het is toch waar zeker! Of, heb ik gelijk of heb ik geen gelijk! Vooral dan zitten ze opgesloten in hun eigenzinnige ego tunnel waar ze niet meer uitkomen.

Het gezelschapsspel de kleine en grote fouten bij een ander opsporen en met veel verontwaardiging etaleren voor de rest van de groep is van alle tijden. Indertijd, het moet zo ongeveer in het jaar 30 geweest zijn, was er al een jonge predikant van nauwelijks dertig jaar die mensen al waarschuwde voor het al te snel veroordelen van je medemens. Hij deed dit met een uniek beeld dat blijvend door de geschiedenis heen tot op heden nog even krachtig werkt. Hij zei: "Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet ziet?"

Als zoon van een timmerman wist hij maar al te goed hoe venijnig een kleine splinter in je vinger of in je oog kan zijn. Ooit al een venijnige houtsplinter onder je vingernagels gehad? Of wat nog erger is recht in je oog? De scherpe pijn in je tranend oog van dit klein splintertje kan je hele dag bederven.

Een balk in je oog. Wauw! Een fijn balkje zou misschien nog kunnen, maar een balk! Wat een overdrijving. Maar precies daarom is dit beeld zo krachtig en heeft het de eeuwen getrotseerd. Je ziet de kleinste foutjes bij je medemens maar die knoert van een balk in je eigen oog heb je nog altijd niet gezien. Begin daar maar eens mee. Je zult meer dan werk genoeg hebben aan het verwijderen van die balk. Dit ene zinnetje maant ons aan om eerst ons eigen brilletje proper te maken vooraleer men zogezegd de vuile bril van een ander gaat poetsen. Met vettige brilglazen zie je niet scherp genoeg om andermans bril zuiver te vegen met een brillendoekje.

Hoe je naar jezelf kijkt, bepaalt hoe je naar de ander kijkt. Dat weet een klein kind al dat zich verdedigt tegen klasgenootjes die lelijke dingen over hem zeggen: "Wat je zegt dat ben je zelf", roept het dan terug om zich te verweren. Als ze wat ouder worden leren ze wel dat: "Wie met één vinger naar de ander wijst, wijst met vier vingers naar zichzelf". Maar die vier vingers zitten jammer genoeg samen goed verborgen in de gesloten vuist.

Misschien hebben al die arrogante Jantjes en pedante Leentjes iets aan de raad van de wijze tuinman die ooit zei: "Wie zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid bij een ander niet."

4 Blinde die blinden leidt

In het meesterwerk, “De parabel der blinden”, heeft Pieter Breugel de Oude, zes mannen geschilderd die met uitgeholde, of starende ogen achter elkaar lopen. De blinden zijn zo goed afgebeeld dat oogartsen zelfs hun oogziekten kunnen herkennen. Eentje heeft uitgestoken ogen, een andere hoornvliesleukemie en een ander zwarte staar. De eerste blinde die de groep leidt, tuimelt letterlijk blindelings de beek in. De rest van het gezelschap, onderling verbonden met stokken, of met een hand op elkaars schouder, volgt domweg hun blinde voorman en strompelen ook de gracht in. Men kan moeilijk een sterker beeld bedenken om mensen duidelijk te maken hoe dom het is om een leider te volgen die zelf ziende blind is.

Die parabel van de blinden is nagenoeg bijna twee duizend jaar oud. Die gelijkenis werd het eerst verteld door de jonge predikant van nagenoeg dertig jaar oud aan zijn volgelingen toen de Farizeeërs en Schriftgeleerden hem verweten, dat zijn discipelen de Joodse reinheidsgeboden overtraden, omdat zij aan tafel gingen zonder eerst hun handen te wassen. Die volgelingen waren ongeletterden vissers en boeren. Een ruw volkje dat geen boodschap heeft aan fijne manieren zoals handjes wassen vooraleer aan tafel te gaan.

In deze coronatijd leven wij allemaal als het ware geobsedeerd door super hygiënische maatregelen. We doen zelfs deuren open met onze elle boog zodat we de klink niet hoeven vast te pakken met de handen. Schoolkinderen wassen en ontsmetten tot tien keer per dag hun handjes met zeep, of wrijven ze in met een alcoholgel, tot ze openliggen en zelfs pijn doen. Overbezorgde ouders ontsmetten elk glas eerst even vooraleer een drankje wordt ingegoten. Hoever kan je gaan? Worden we allemaal fanatieke poetsvrouwen met smetvrees? Als we onze netheid, zelfs buiten deze uitzonderlijke coronatijden, vergelijken met die van primitieve volkeren die nog volledig in contact leven met de natuur, de bodem, de dieren en planten zijn wij preutse juffies geworden die denken dat we geparfumeerde, gouden bollen produceren op het toilet i.pl.v. geurende drollen. Misschien goed om ons eraan te herinneren dat die zgn. primitieve volkeren nauwelijks of geen allergieën, of darmproblemen zoals colitis ulcerosa kennen. Ze hebben door hun direct contact met de grond, het water, de lucht uit hun natuurlijke omgeving een zeer goed getraind immuunsysteem. Zo hebben ook bij ons kinderen uit boerenfamilies veel minder last van die problemen dan super hygiënisch opgevoede kinderen uit een stadsmilieu.

Voor de jonge predikant is die opmerking van die Schriftgeleerden over, het niet wassen van hun handen voor ze aan tafel gingen, een bijkomstigheid. Hij weet maar al te goed hoe deze heren hun gezag en autoriteit ontlenen aan boekenwijsheid, reglementen en wetten. Hij zegt onomwonden aan zijn volgelingen dat die gezagsdragers met hun zure opmerkingen over futiliteiten ‘fake news’ verkopen en noemt ze huichelaars die de waarheid eren met hun lippen. Met zijn profetische woorden, het zijn blinden die andere blinden leiden, zodat ze allemaal in de sloot terecht komen, laat hij hen aanvoelen hoe beperkt het belang is van menselijke wetten en tradities vergeleken met universele waarheden.

Om duidelijk te maken dat er veel ergere dingen zijn dan aan tafel te gaan zonder de handen te wassen zegt hij: ”Niet wat de mond binnengaat, bezoedelt de mens. De mens wordt bezoedeld door wat de mond uitgaat.” Als een van zijn volgelingen, niet bepaald de snuggerste uit de bende, aan de jonge predikant vraagt, wat is de betekenis van deze gelijkenis, antwoordt hij: “Het voedsel in je mond verdwijnt in de maag en wordt verteerd. De reststoffen worden uitgedreven. Maar wat uit je mond komt, komt voort uit je hart en dat bezoedelt de mens. Want uit het hart komen boze gedachten, moord, echtbreuk, ontucht, diefstal, valse getuigenis en godslastering. Die dingen bezoedelen de mens, maar niet met ongewassen handen eten.”

De moraal van het verhaal? Check grondig en langdurig eventuele leiders die je wil volgen. Of beter luister naar leiders, pik de waardevolle dingen mee die ze te bieden hebben, maar volg vooral je eigen weg. De echte bron van wijsheid zit immers diep in onszelf als we contact maken met de Oerbron.

5 Het verloren schaap

Stel, je wordt bevorderd tot schaapherder en hebt de niet geringe verantwoordelijkheid over een kudde van honderd schapen. Wat zou jij doen als je merkt dat er een van je honderd schapen uit de kudde verdwenen is? Zou jij, als je alleen bent, heel de kudde met negenennegentig andere schapen achterlaten met het risico dat ze verdwalen, worden gestolen door rovers, of door een meute wolven worden aangevallen? De meeste mensen zullen denken: pech voor dat ene schaap. Het had maar bij de kudde moeten blijven. Ik speel op 'safe' en blijf bij mijn schaapjes. Misschien vindt het wel op eigen houtje de weg terug naar de ware schaapstal.

Merkwaardig, in de parabel over het verloren schaap laat de herder zijn hele kudde achter in de bergen en gaat op zoek naar het verdwaalde beest. Hij is blij als een kind als hij het schaap terugvindt en draagt het op zijn schouders naar huis. Thuis roept hij de buren en vrienden bij elkaar en zegt: ‘Laten we feestvieren! Want ik heb het schaap gevonden dat ik kwijt was.’ Waarom vertelt die jonge predikant een dergelijk verhaal?

Het is natuurlijk een parabel, een gelijkenis, beeldspraak om zijn toehoorders op weg te helpen. Met het 'verloren schaapverhaal' laat hij zien dat hij aandacht heeft voor iedereen die afwijkt van de norm. Dat zijn meestal de zwakkere, zwarte schaapjes uit de kudde of de sterke avontuurlijke die hun eigen weg zoeken. Wij hebben nog wel begrip voor achter gebleven schapen zoals gehandicapten, of een verwaarloosd, eenzaam oudje op een zolderkamer, of een uitgestoten en gepeste rosharige met een hazenlip, of een obese tiener met puddingbillen en zwabberende buik die uitgescholden wordt voor dikzak of lompe koe. Met de volkswijsheid indachtig: ‘Ons Heer moet zijn getal hebben’ kunnen we die schapen nog wel een plaats geven in de grote kudde.

We aanvaarden een pak moeilijker de avontuurlijke en minder brave schaapjes uit de stal zoals criminelen uit de maffia, pedofielen die kinderen en zelfs baby’s misbruiken, drugs verslaafden die hun eigen leven en dat van hun familie kapot spuiten, armoezaaiers met gaten in handen waar zelfs hele Euro’s doorvallen, of profiteurs en luieriken gespecialiseerd in het pluimen van het OCMW, of roekeloze en agressieve chauffeurs die fietsers van de weg maaien. Met psychopaten en extreme fanatici die zichzelf opblazen weten we al helemaal geen blijf meer. Krijgen pikzwarte schapen zoals Hitler, Mussolini, Stalin, seriemoordenaars en consoorten ook een plaatsje in de grote schaapstal?

Deel deze pagina

Misschien helpt het ons een beetje als we beseffen dat zij die op een dwaalspoor geraken altijd krachtiger zijn, dan zij die op het rechte pad blijven. Normaal is wat beantwoord aan onze verwachting, aan onze gebruikelijke standaards, aan het gemiddelde, aan het typische patroon in gewone en gebruikelijke omstandigheden. De reeks van al diegene die niet in onze lijstjes van 'normaal' passen is eindeloos lang. Die integreren en aanvaarden in onze denkwereld vergt een grote inspanning. We stoten ze liever af, of laten ze links liggen. Daar willen we niets mee te maken hebben. We verstoppen ze liever in een blinde vlek van ons bewustzijn.

Het aanvaarden van het anders zijn van sommige zwarte schapen groeit geleidelijk, niet alleen bij individuele mensen, maar zelfs in de hele samenleving. Mensen die vroeger thuishoorden in de categorie van ‘ziekelijke afwijkingen’, zoals homo's en lesbiennes en transgenders, zijn heden bijna volledig geaccepteerd door een groot deel van de bevolking. Alleszins hier in het Westen.

Het verloren schaapverhaal leert ons dat wie sterk en vol zelfvertrouwen is steeds het gehele plaatje ziet en het licht van het volle bewustzijn laat schijnen op die blinde vlek. Dan aanvaardt men ook al wat afwijkt van wat de norm of regel is. Als we willen groeien in bewustzijn kunnen we niets uitsluiten, ook de talrijke, pikzwarte schapen niet.

6 De overspelige vrouw

Ooit, heel, héél lang geleden, was er een jonge vrouw die dolgraag eens bij een andere man wou slapen. En dat mocht niet. Ze wist dat ontrouw zware gevolgen kon hebben want overspel was in die tijd nog een ernstig misdrijf. Maar het hevige vuur van verlangen werd zo krachtig dat ze het risico betrapt te worden even vergat. Dat risico was niet gering. Als overspelige vrouw zou ze gestenigd worden tot de dood erop volgde. Steniging was toen vooral een voorrecht voor overspelige vrouwen.

Het pad van een lichtzinnige echtgenote die echtbreuk pleegde, leidde dan ook regelrecht naar de schande van een stenen grafkuil. In die tijd werd er niet gelachen met ontrouw. Zelfs in het 'beschaafde', oude Athene mocht een man de minnaar van zijn vrouw vermoorden en kon hij zijn vrouw verstoten in het geval van overspel. Voor al de bronstige mannen gold deze regel niet zo strikt. Zij konden onder bepaalde omstandigheden wel een scheve schaats rijden zonder zware gevolgen. Getrouwde mannen konden zelfs af en toe eens binnenwippen bij een hoertje zonder dat zij hiervoor gestraft werden. Maar een getrouwde vrouw moest hondstrouw zijn tot de dood.

En zoals gebeuren moest, gebeurde ook. Als Sarah met haar minnaar volledig in hogere sferen vertoeft, wordt ze betrapt door een schijnheilige gluurder. Die voelt zich geroepen de grote misdaad over te dragen aan de plaatselijke, religieuze leiders. Sarah, de overspelige vrouw wordt gevangengenomen en berecht door de heilige mannen. Snelrecht ‘avant la lettre’.

Het toeval wil dat in die periode een jonge volkspredikant van nagenoeg dertig jaar oud in het dorp is die de brave gelovigen enthousiast maakt met zijn vurige preken. Tot ongenoegen van die religieuze leiders wordt die predikant maar steeds populairder bij de grote massa en daar zouden ze wat graag een stokje voor steken. Met de overspelige vrouw Sarah hebben ze een uitgelezen kans om het groeiende gezag van die hippe nieuwkomer eens op de proef te stellen.

Ze brengen Sarah bij de jonge predikant en vragen hem: "Wat moet er gebeuren met deze ontuchtige vrouw. Volgens onze wet moet een op overspel betrapte vrouw gestenigd worden. Mogen we deze overspelige nu stenigen of niet? Wat vindt u hiervan? Als hij 'neen' zegt, overtreedt de nieuwkomer de wet en kan hij gearresteerd worden. Als hij 'ja' zegt, blijft van zijn liefdevolle en barmhartige boodschappen die hij predikt niet veel meer over. Bovendien kan hij aangeklaagd worden omdat hij de wetten van de overheersende Romeinen niet respecteert, want zij laten niet toe dat het volk zijn eigen terechtstellingen uitvoert.

De val is perfect opgezet en afgesteld. Wat een dilemma. De naïeve jongeman kan er alleen maar blindelings intrappen, denken ze. Gespannen kijken ze vol verwachting naar zijn antwoord. Eerst reageert hij niet maar zwijgt zo lang tot ze er ongemakkelijk van worden. Dan bukt hij zich en schrijft iets met zijn vinger in het zand. De mensen snappen er niets van. De religieuze leiders beseffen dat hij met dit gebaar een allusie maakt op een oude tekst uit hun religieuze boeken en dat ze door hun beschuldiging van die overspelige vrouw eigenlijk zichzelf beschuldigen.

"En wat moet er nu gebeuren met deze echtbreeksters? Stenigen of niet?” Vragen ze met aandrang opnieuw.

De jonge predikant staat recht en zegt: "Wie van u nooit een fout heeft gemaakt, werpt als eerste een steen." En alsof er niets aan de hand is, schrijft hij verder met zijn vinger in het zand. Ze kijken sprakeloos toe en voelen zich betrapt. Met één zinnetje valt hun berekende wereld van voorschriften en regels waar ze zo goed in zijn in duigen.

Eén voor één gaan ze weg, te beginnen met de oudsten en ze laten hem alleen met de vrouw.

Hij staat terug recht en richt zich tot de vrouw en vraagt haar: "Waar zijn ze? Heeft iemand jou veroordeeld?"

"Neen, niemand, Heer,’ zegt ze opgelucht. "Ook ik veroordeel jou niet,’ zegt de jonge predikant. ‘Ga maar naar huis en leer van deze fout."

7 Het Mosterdzaadje

Weet je wat vertrouwen is met een grote V? Heel eenvoudig: totaal Vertrouwen zonder voorbehoud. Bij totaal vertrouwen is een ja een ja en is een nee een nee. Niet meer en niet minder. Dus geen ‘ja maar’ of ‘ja op voorwaarde dat’. Vertrouwen met een grote V vindt men bij het petieterig klein mosterdzaadje. Met duizenden vallen die zaadjes uit de rijpe vruchten op de grond, of worden opgepikt door vogels. Misschien is er slechts eentje uit de duizenden die het geluk heeft om op een vochtige en voedzame bodem terecht te komen. Dan schiet de genetische software in actie en begint het zaadje te groeien tot een boompje dat na enkele jaren een volwassen Mosterdboom wordt van zes meter hoog waar de vogels in kunnen zingen.

In potentie hebben al die zaadjes het vermogen om uit te groeien tot een volwassen boom. Slechts enkele zal het lukken. De afvalrace is onverbiddelijk: alleen de sterksten die toevallig op een gunstige plek terecht komen zullen het halen, maar dat belet de anderen niet om in totaal vertrouwen ook hun kans te wagen.

Indien de jonge predikant uit het begin van onze jaartelling hier had geleefd, zou hij misschien een beukennootje als voorbeeld hebben gekozen voor zijn gelijkenis. Wij kennen mosterdzaad alleen maar als pikant ingrediënt voor onze mosterd. Wij kauwen niet op een stukje wortelhout of poetsen onze tanden niet met de wortels van die boom zoals ze in de droogste gebieden van het Midden-Oosten nog doen. Het sabbelen op houtjes heeft een gunstige werking omdat er schuurmiddelen, antiseptica, fluoride en andere stoffen vrij komen die de mondhygiëne gunstig beïnvloeden. De Mosterdboom heet daarom trouwens tandenborstelboom.

Dat totaal vertrouwen met een grote V van het mosterdzaadje heeft ook een baby op de arm van een moeder. Geen haartje op een babyhoofd denkt eraan nu gaat mijn moeder mij laten vallen. Misschien denk je, dat onnozel wicht weet niet beter. Inderdaad, een baby denkt nog niet, die vertrouwt alleen maar. Ditzelfde vertrouwen vindt men bij een verliefd koppel. Zij vertrouwt die wildvreemde vogel zo maar voor honderd percent. Hij gelooft haar zonder het minste voorbehoud. Is liefde dan toch blind? Eigenlijk niet, integendeel. Bij echte liefde aanvaardt men het volledig plaatje en geeft men volledig vertrouwen aan die ander, meer is dat niet.

Vertrouwen is het cement in een samenleving. Zonder vertrouwen is een gegeven woord geen gegeven woord meer. Zodra wantrouwen de kop opsteekt is de sfeer verzuurd. Dan verzeilt men in het moeras en het rijk van de advocatensmoesjes. In dit rijk lacht men met de hoorndrager, of de zgn. koekoek, die door zijn echtgenote bedrogen wordt i.pl.v. hem te bewonderen omdat hij wel trouw is gebleven aan het gegeven woord.

De gelijkenis van het piepkleine mosterdzaadje werd door die jonge predikant gebruikt om de kracht en grootsheid van ons bewustzijn te verklaren. Alertheid, waakzaamheid, totaal bewustzijn, dit zit in ieder van ons als een klein kiempje zoals het mosterdzaadje, dat alleen door echt totaal Vertrouwen zal groeien tot een machtige boom. Het is een wonder dat uit zo´n klein, zwart zaadje dat nog kleiner is dan een speldenknop een reusachtige boom tevoorschijn kan komen. De parabel van het mosterdzaadje geeft met een concreet beeld weer wat bewustzijn, die goddelijke kracht in de mens kan doen. Ons groeipotentieel van onbewust aapachtig wezen tot een totaal verlichtte Boeddha is oneindig.

8 De zaaier en het zaad

Een collega uit de grote stad Brussel was in ons dorp komen wonen en had het lumineuze idee om te starten met een nieuwe hobby: tuinieren. Als geciviliseerde stadsmens had hij nog nooit met zijn handen in de grond of compost gewoeld. Dat was even wennen. Hij begreep ook niet, als je eenmaal gewied had, er na enkele weken opnieuw onkruid tevoorschijn kwam tussen de gewassen.

In de zomer kon hij zijn eerste oogst binnenhalen: erwten en wortelen. Enthousiast begon hij thuis de erwten te peulen om ze in de keuken te verwerken. Fier als een gieter serveerde hij zijn biologische erwten en worteltjes aan de kinderen. En toen kwam de ontnuchtering. Zijn oudste zoon vond om te beginnen dat dit geen erwten waren, want erwten kwamen uit een conservendoos en bovendien waren die uit een blik veel malser en lekkerder.

Ik vrees dat de volgende parabel over ‘De Zaaier’ van de jonge predikant van nagenoeg dertig jaar uit het begin van onze jaartelling, voor veel van die stadsmensen, die bijna alle contact met de natuur verloren hebben, op een onvruchtbare bodem zal vallen. Dus, voor al die dummy’s die denken dat erwten uit een blikken conservendoos komen een kleine toelichting. Vroeger en ook tweeduizend jaar geleden deed een boer het zaad van bijvoorbeeld graan in een doek om zijn hals of in een grote platte schotel, greep een handvol zaad en strooide het dan met een sierlijke zwaaibeweging gelijkmatig uit over zijn land.

Die zaaier uit de parabel strooide zo enthousiast de graankorrels over zijn akker dat een deel naast het veld op de weg viel. De mussen en merels pikten gretig de korrels naar binnen. Ook viel een deel op een rotsachtige bodem met een dun laagje aarde bedekt. Het zaad kiemde vlug in de warme grond, maar toen de zon volle hitte gaf, verschroeide de plantjes. Een deel van het zaad viel tussen stevig onkruid zoals distels en netels, die de jonge plantjes overwoekerden en verstikten. Gelukkig viel ook een deel in vruchtbare grond en zorgde voor een rijke oogst.

De jonge predikant van dertig jaar had toen zoveel volgelingen dat hij zich genoodzaakt zag om in een kleine boot te stappen om van daaruit zijn boodschap te brengen aan de mensen van op de oever van het meer. Voor al die ongeletterde vissers, boeren en schaapherders bracht hij concrete korte verhalen zoals dit van de zaaier die graan zaait op zijn akker. De predikant voegde op het einde van zijn verhaal wel steeds de veelzeggende uitdrukking: ‘Wie oren heeft, moet ook luisteren!’ Eigenlijk wou hij zeggen: doe ook eens wat moeite om mijn boodschap te begrijpen.

Zelfs een van zijn vaste volgelingen vroeg hem:” Waarom spreekt u steeds in gelijkenissen tot de mensen?” Op deze vraag antwoordde hij: ”Aan u is het gegeven de geheimen van het Rijk der hemelen te kennen, maar aan hen is het niet gegeven. Aan wie heeft zal gegeven worden, en wel in overvloed; maar wie niet heeft, hem zal nog ontnomen worden, zelfs wat hij heeft. Als ik tot hen spreek in gelijkenissen, dan is het omdat zij ofschoon zij ogen hebben, niet zien en ofschoon zij oren hebben niet horen of begrijpen.”

Die jonge predikant was een meester in de communicatie. Hij besloot elke gelijkenis met deze intrigerende, geheimzinnige formule om de mensen wakker te houden. Zelfs bij deze extra toelichting van deze parabel, zitten weer enkel onbegrijpelijke uitspraken: zoals wie heeft zal nog meer gegeven worden, en wie weinig heeft zal dat beetje nog eens extra verliezen. Een variant van ‘rijken worden nog rijker, armen worden steeds armer’, maar dan op spiritueel vlak.

Maar wat betekent nu dit verhaal? Mensen zijn in potentie zoals zaadjes. Sommige vallen op de weg naast de akker en worden door de vogels opgepikt. De zaadjes die op de weg vallen zijn de mensen die reddeloos verloren zijn voor verdere ontwikkeling. Een zaadje dat op de rotsbodem terecht komt is iemand die al te vlug enthousiast van start gaat maar geen diepgang heeft. Er zit geen vastberaden streven in. Het blijft bij een korte opflakkering en dan dooft het vuurtje. Bij de geringste tegenslag of weerstand geeft hij op. Het zaad dat tussen de distels en netels valt, heeft de roep van het bewustzijn wel gehoord, maar wordt zo in beslag genomen door de dagelijkse zorgen, de materiële belangen en ‘bling- bling’ van het moderne leven dat de boodschap verstikt wordt en geen vruchten draagt.

Maar de zaden die in goed bewerkte en vruchtbare grond vallen, zijn de mensen die de boodschap echt begrijpen en ernaar handelen. Uiteindelijk zullen zij andere mensen verrijken met hun rijke oogst. Het kiempje zal als een paarse vonk tussen je wenkbrauwen openbloeien tot een machtige levensboom.

9 De ondankbare knecht

Een extreem voorbeeld van hoe karma het leven van onbewust levende mensen beheerst, is de bloedwraakmoord of vendetta. Op het eiland Corsica kostte de bloedvete tussen 1359 en 1729 naar schatting meer dan dertig duizend levens. Bloedwraak werd in Corsica pas verboden in 1920. Al die moorden hielden het karmawiel van moorden en zich wreken door een andere moord draaiende. Letterlijk eeuwen bleef het spelletje: jij hebt mijn familielid vermoord, nu zullen wij eentje uit jouw familie vermoorden aan de gang.

Zo een extreem voorbeeld heeft het voordeel van de duidelijkheid tot wat onbewust gedrag kan leiden bij mensen. Het heeft echter het nadeel dat we denken: dat is niet van toepassing op mij. Ik ben geen moordenaar die uit is op bloedwraak. Maar wees gerust. Het karmawiel draait even vrolijk verder ook voor onze minder dramatisch daden en gedachten. Wij sleuren de gevolgen van onze daden en gedachten heel ons leven mee. Zowel de goede als de slechte. Wij zijn zoals hamsters in een looprad op zoek naar de uitgang. Zot gedraaid van steeds dezelfde fouten met nagenoeg steeds dezelfde gevolgen. Hoe stap je eruit?

Stel je partner, een goede vriend, je zoon of je vader, of je dochter of moeder heeft jou lelijk bedrogen. Je hebt hem of haar die smerige toer vergeven. Maar hij of zij, doet het nog een tweede keer en een derde keer, enz. Hoe vaak moet je hem of haar vergeven? Die vraag kreeg de jonge predikant uit het begin van onze jaarrekening van een van zijn volgelingen. Hij vroeg: “Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet, hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven? Tot zevenmaal toe? De jonge predikant zei: “Neen, zeg ik u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventigmaal zevenmaal.”

Eigenlijk wil dat zeggen, je moet steeds opnieuw blijven vergeven, zonder er ooit mee te stoppen. Als men beseft dat ‘vergeven’ een keuze is die je maakt met jezelf en dat het een innerlijk proces is, een soort reinigingsproces om die rancuneuze gevoelens weg te spoelen en jezelf te bevrijden, begrijpt men beter waarom men moet blijven vergeven.

De jonge predikant verduidelijkt met een mooi voorbeeld waarover het eigenlijk gaat. Hij vergelijkt ons innerlijk zelf met een koning die afrekent met zijn innerlijke slaven. Een van die slaven had een enorme schuld bij de koning die hij niet kon afbetalen. De koning beval aan zijn dienaren om die slaaf met zijn vrouw en kinderen te verkopen. Zo ging dat eraan toe in die primitieve tijd. Maar de slaaf wierp zich neer voor de voeten van de koning en smeekte: ”Heb geduld met mij en ik zal u alles betalen.”

De heer van de slaaf kreeg medelijden met die slaaf, liet hem vrij en schold daarenboven ook nog zijn schuld kwijt. Opgelucht kwam de slaaf buiten. Het toeval wou dat hij net de slaaf tegenkwam die aan hem nog een groot bedrag verschuldigd was. Hij ontstak in woede, greep die sukkel bij zijn keel en eiste dat hij dat bedrag dadelijk zou terugbetalen. Nu gooide die slaaf zich op zijn beurt ook op de grond en smeekte met bijna dezelfde woorden: ”Heb geduld met mij, ik zal u alles wel terugbetalen.”

De hardvochtige slaaf wou daar niet van weten en zette zijn medeslaaf gevangen tot hij alles betaald had. Toen de andere slaven van de koning dit ter horen kwam, vertelden ze het aan hun koning. De koning riep de slechte slaaf bij zich en werd woedend. “Slechte slaaf,” zei hij, “ik heb jou al je schulden kwijtgescholden omdat ik medelijden had met jou. Kon jij niet hetzelfde doen met je medeslaaf net zoals ik met jou.”

De koning werd zo woedend dat hij de slaaf liet folteren tot hij het verschuldigde bedrag betaald had. Voor alle duidelijkheid: dat is er wat met een mens gebeurt als je niet kunt vergeven. Dan blijven die onbewuste slaven van je ego jou zo lang folteren en maak je van je leven een hel. De kanker van opgestapelde boosheid en rancuneuze gevoelens blijven je achtervolgen tot je er met jezelf mee in het reine komt en de ander zijn ‘misdaad’ hebt vergeven.

Wat je percipieert in je medemens, is eigenlijk iets dat in jezelf leeft. Om die rancuneuze gevoelens te doen verdwijnen is er maar een manier: nl. vergeven. Dit is trouwens het grote geheim van alle koppels die voor altijd samenblijven. Ze hebben allebei de kunst van ‘vergeven’ geleerd.

10 De verborgen parel

Wil je weten waarom parels vroeger zo kostbaar waren? Duik dan even mee met een parelduiker zonder zuurstofmasker in de diepte van de zee op zoek naar oesters waarin die verborgen schatten verscholen liggen. Smeer vooraf eerst je lichaam in met vet om warmte te sparen, duw ingevette proppen katoen in je oren en zet een klem op je neus. Oh ja, houd vooral je adem liefst enkele minuten lang in, want de duik naar de diepte kan even duren. Zo ben je klaar om naar parels te zoeken in de gesloten oesters op de bodem van de zee.

Met een beetje geluk vind je de oesters op enkele meters diepte, maar niet zelden moet je tien à twintig meter en uitzonderlijk zelfs tot veertig meter diep duiken. Als je met je lading schelpdieren boven komt worden ze open gebroken en onderzocht op parels. Op een vracht van een ton oesters vindt men hooguit 3 à 4 parels van goede kwaliteit. Die schrale oogst van enkele zeldzame parels en de gevaren op grote diepte zoals de caissonziekte voor de parelduikers maakten deze juwelen vroeger erg kostbaar.

Parels zijn eeuwenlang voor keizers, koningen, prinsessen en rijke lui het ultieme sieraad geweest. Ze waren letterlijk een ‘parel’ aan hun kroon en symbool voor hun prestige in de samenleving. Parels werden als talisman gebruikt in India en als medicijn bij de Chinezen. Voor de Romeinen waren parels een symbool van macht, wijsheid en geluk. Nu zijn parels door de massaproductie betaalbaar geworden en kan Janneke en Mieke zich een mooie parelketting aanschaffen. Nu “opereert” men oesters en stopt men een bolletje parelmoer in hun mantel. Dit vreemd lichaam wordt ingepakt in parelmoer en twee tot vijf jaar later kan men de parel oogsten. Bijna honderd percent van de huidige parels zijn gekweekte exemplaren of namaak.

De parabel van de verborgen parel die de jonge predikant uit het begin van onze jaarrekening vertelde, gaat uiteraard over de kostbare, natuurlijke parels. De gelijkenis gaat over een koopman die handelde in kostbare parels. Hij was zijn hele leven lang al gefascineerd door de schoonheid van parels en reisde heel de wereld rond om de allermooiste en meest zeldzame exemplaren te vinden. Hij had al parels van koningshuizen en maharadja’s gekocht en verkocht. Op zekere dag kwam hij in een klein vissersdorpje en ontdekte daar bij een oude visser een parel die zo groot en schoon was zoals hij er nog nooit eentje gezien had. Het was de ultieme parel van zijn dromen. Zijn hart was vervuld van blijdschap om de schoonheid van dit uitzonderlijk exemplaar. Het was de unieke parel waar hij al heel zijn leven naar op zoek was. Dit zeldzaam exemplaar wou hij absoluut kopen.

Toen hij aan de oude, krom gebogen visser vroeg hoeveel dit exemplaar moest kosten zei die zonder blikken of blozen: “Geef mij alles wat u bezit”. Zonder de minste aarzeling schudde de koopman al zijn beurzen leeg en gaf al de kostbare armbanden en kettingen die hij bij zich had aan de arme visser. Zelfs zijn met parels versierde kledingstukken liet hij met plezier achter in ruil voor die ene wonderschone parel. Al de materiële rijkdom had hij omgeruild voor de Parel van zijn leven en hij voelde zich voor de eerste keer in zijn leven volmaakt gelukkig.

Volgens de jonge predikant is de zoektocht van de parelkoopman te vergelijken met de mens die op zoek gaat naar hogere vormen van bewustzijn. Hij noemt die toestand van verlichting in menselijk taal voor die tijd het ‘Koninkrijk der hemelen’. Dit koninkrijk is niet ergens daarboven in de azuurblauwe lucht te zoeken, maar diep in onszelf. Wie zijn materiële behoeften heeft overwonnen, vindt na een lange, intens volgehouden zoektocht vroeg of laat de ultieme Parel in zichzelf.

11 De wijze en dwaze maagden

In de tijd van de jonge predikant uit het begin van onze jaartelling was het de gewoonte dat een bruidegom zich liet begeleiden door tien maagden met brandende lampen in zijn tocht naar zijn nieuwe bruid. In deze parabel bestond het gezelschap uit vijf wijze en vijf dwaze maagden. De dwaze meiden namen hun lampen, maar vergaten reserveolie mee te nemen om ze te vullen als hun lamp zouden uitdoven. Die primitieve lampen waren ijzeren traliekorfjes, die vast zaten aan een stok. In die korfjes lagen in olie gedrenkte lappen die vrij snel waren leeg gebrand. Men moest er geregeld heel voorzichtig wat olie bijvoegen want anders branden de doeken op. De wijze maagden namen niet alleen hun lampen maar ook reserveolie mee in kruikjes.

De bruidegom liet nog al lang op zich wachten. Ze werden allemaal moe en vielen een voor een in slaap. Pas in het midden van de nacht werd er geroepen: “Kijk, de bruidegom is klaar en komt eraan. Ga hem tegemoet!” De maagden maakten zich klaar en ontstaken hun lampen. Toen de lampen van de dwaze maagden uitdoofden vroegen ze aan de wijze maagden:” Geef ons olie, want onze lampen gaan uit”.

“Ha neen, zeiden de wijze maagden. We hebben maar net genoeg voor onszelf. Ga liever zelf bij de verkopers en koop zelf uw olie.”

De dwaze maagden haasten zich naar het dorp op zoek naar een verkoper van olie voor hun lampen. Ondertussen was de bruidegom aangekomen en alleen de vijf wijze maagden begeleiden hem met hun brandende lampen naar de bruiloft. Alle deuren van de feestzaal werden gesloten en het feest kon beginnen. Toen de dwaze maagden uiteindelijk aankwamen en voor de gesloten deur stonden riepen ze:

“Heer, heer, doe ons open!”

De bruidegom antwoordde: “Voorwaar zeg ik u: Ik ken u niet!”

In deze parabel komen twee keiharde uitspraken voor die we moeilijk kunnen begrijpen. De eerste uitspraak komt van de wijze maagden die weigeren om hun reserveolie te delen met de dwaze maagden. De tweede uitspraak komt van de bruidegom aan de dwaze maagden bij hun terugkeer. Eigenlijk zegt hij met ‘ik ken u niet’: ik wil met jullie niks meer te maken hebben. Hoepel op!

Twee harde levenslessen in een simpel verhaaltje. Wie mee met de bruidegom naar het feest wil, zal op elk moment niet alleen alert maar vooral zeer goed voorbereid moeten zijn. Want je weet nooit waar en wanneer de bruidegom eraan komt. Wees waakzaam en reken niet op een ander. Dop je eigen boontjes, of zoals in deze parabel zorg je best voor je eigen olie om je weg naar de bruidegom te verlichten. De harde uitspraak van de bruidegom: ”Ik ken u niet”, betekent gewoon: wie niet klaar is, komt er nooit in en mag het Grote Feest vergeten.

12 De werkers van het elfde uur

Dagloners kennen wij nog als losarbeiders die in de haven werkten om schepen te lossen, of als gastarbeiders die in de fruitteelt appels of peren kwamen oogsten. Die mannen hadden geen vast contract maar werden per dag betaald. Ze werden ’s morgens geronseld door een koppelbaas ergens in een café of verzamelplaats op de kaai. Werden ze niet gekozen, dan hadden ze geen werk en konden ze ’s anderendaags opnieuw hun kans wagen.

De parabel van de werkers van het elfde uur gaat over een wijnboer die arbeiders huurt die in zijn wijngaard de druiven komen oogsten. Hij zocht arbeiders op de markt en sprak met hen een loon af voor een dag werken. Ze zouden goed betaald worden want met een dagloon konden ze een schaap kopen, of zestien broden of vijftien porties wijn. De eigenaar stuurde de arbeiders naar zijn wijngaard en stelde vast dat hij nog arbeiders te kort had. Drie uur later ging hij weer naar de markt en zocht nog nieuwe werkkrachten die hij naar zijn wijngaard stuurde. Plannen was blijkbaar niet de sterkste kant van die wijnboer want hij ging nog eens zes uur en negen uur later naar de markt op zoek naar nieuwe werkkrachten. Zelfs elf uur later trok hij er nog op uit om dagloners te zoeken op de markt.

Hij zei tegen hen:” Waarom staat u hier heel de dag werkloos?”

Zij antwoordden: ”Niemand heeft ons ingehuurd.”

Ook die werkers van het laatste uur stuurde de wijnboer nog naar zijn wijngaard om druiven te plukken. Als het donker werd zei de wijnboer tegen zijn rentmeester: “Roep de arbeiders bij elkaar en geef hun het overeen gekomen dagloon. Je begint met de laatste aangekomen arbeiders eerst en ga zo verder tot de groep werknemers die het eerst begonnen zijn.”

Tot hun eigen verbazing kregen de werkers van het elfde uur een volledig dagloon. Ook de mannen die maar een vierde of een halve dag gewerkt hadden, kregen een volledig dagloon. Toen de mannen die de hele dag in de volle hitte hadden gewerkt hun loon ontvingen, dachten ze dat zij meer zouden krijgen. Maar nee, ook zij kregen het afgesproken dagloon. De mannen van het eerste uur vonden dit zo onrechtvaardig en begonnen te morren tegen de baas.

Ze zeiden: “Die laatste hebben nauwelijks één uur gewerkt en die krijgen zoveel als wij die de hele dag in de volle hitte hebben gezwoegd.”

De wijnboer zei:” Ik doe jullie toch geen onrecht aan. Jullie hebben toch het afgesproken dagloon ontvangen. Die mannen stonden de hele dag op de markt te wachten tot iemand hen kwam inhuren voor werk. Doe ik met mijn geld niet wat ik wil? Of gaan jullie mij beletten om goed te zijn omdat jullie afgunstig zijn? Neem wat van u is en vertrek.”

Die wijnboer van twee duizend jaar geleden kon nog met zijn geld en werkvolk doen wat hij goed vond. Het zou nu niet meer waar zijn. Hij zou onmiddellijk een vakbondsafgevaardigde op zijn nek krijgen die hem voor de arbeidsrechtbank zou dagen. Met het devies: ‘gelijk loon voor gelijk werk’ werd hij zeker veroordeeld door de rechter. Een moderne zakenman zou zeggen: wat een dommerik. Hij hoeft die mannen van het laatste uur slechts één uur te betalen en geen volledig dagloon. Het zou in zijn eigen belang zijn dat hij de overige dagloners sommige maar de helft of een vierde zou betalen.

Deze gelijkenis illustreert prachtig de ellende die de ‘vergelijkingsziekte’ bij mensen veroorzaakt. We maken ons zelf armer, zwakker, dommer of lelijker door ons voortdurend te vergelijken met wie rijker, sterker, slimmer of mooier is. Dit is de ideale formule om je ongelukkig te maken. Je voelt je kleiner, dommer, minder mooi, of armer dan de ander. Als je gespecialiseerd bent in de vergelijkingsziekte verlies je altijd, of voel je je steeds de mindere. Er is altijd iemand rijker, groter, sterker, slimmer of mooier dan jij.

Zoals de zon al haar warmte geeft aan iedereen, zo gul en vrijgevig is deze wijnboer. De zon telt niet en maakt geen onderscheid, maar geeft genereus zonder enig voorbehoud licht en warmte aan al wat leeft. Wie ook denkt dat de werkers van het eerste uur te weinig hebben gekregen, of dat de mannen van het laatste uur teveel hebben gekregen, reageert zelf uit een gevoel van ‘ik word tekort gedaan’. Dan reageer je met gevoelens van afgunst en jaloersheid en niet vanuit de Algoedheid van de genereuze Wijnboer.

13 De Talenten

Wil je weten waarom rijke mensen steeds rijker worden en waarom armen doorgaans arm blijven? Je kunt even goed vragen waarom alle water naar de zee vloeit. Waarom dit zo is, komt mooi tot uiting in de parabel over de talenten. Het verhaal is zeer eenvoudig maar de diepere betekenis en de boodschap blijft na eeuwen nog altijd overeind.

Het verhaal gaat zo: Een rijk man moest dringend voor een lange periode naar het buitenland. Hij vraagt aan zijn drie dienaars om in de tussentijd zijn geld te beheren. De eerste dienaar krijgt vijf talenten, de tweede twee en de derde één. Eén talent was een groot bedrag in die tijd. Men kon het gelijkstellen met het loon van een arbeider gedurende negentien jaar.

Met een gerust hart vertrekt de man op reis. Na een lange periode van afwezigheid keert de rijke man terug en roept zijn dienaren bij zich. Vol verwachting kijkt hij uit naar wat ze met zijn geld hebben gedaan. De eerste die vijf talenten had gekregen, heeft die goed geïnvesteerd in nieuwe zaken en heeft er tien talenten van gemaakt.

Hij zegt: ”Heer, vijf talenten heeft u mij toevertrouwd, ziehier, vijf talenten heb ik erbij verdiend”.

De meester zegt:” Uitstekend, goede trouwe dienaar, over weinig waart ge trouw, over veel zal ik u aanstellen.”

Ook de tweede dienaar die twee talenten had gekregen en er twee heeft bij verdiend, wordt geprezen en beloond door de heer. Maar de man die er slechts één had gekregen, heeft uit angst voor zijn baas zijn geld verstopt door een diep gat in de grond te graven en het daar te bewaren tot hij terug zou komen. Zo was hij zeker dat het niet gestolen zou worden en hij het gekregen bedrag integraal terug zou kunnen betalen.

De dienaar zei letterlijk:” Meester, ik wist dat u veeleisend bent, en dat u oogst waar u niet hebt gezaaid en graan inzamelt dat u niet hebt gewand. Ik was bang en daarom heb ik uw talent in de grond verborgen. Hier hebt u het terug’.

Die conservatieve, angstige reactie van te willen behouden wat verworven is, wordt door het Leven altijd afgestraft. De meester die hier symbool staat voor het Leven, zegt hem: ”Jij bent een slechte, luie slaaf .” Hij geeft het opgegraven talent aan degene die er al tien heeft en gooit de luie knecht buiten waar 'geween en tandengeknars' zal zijn.

Talenten bij mensen hebben iets van slapende bloemknoppen bij planten. Als ze goed verzorgd worden en voeding krijgen, bloeien ze mooi open en zullen mooie vruchten geven. Als ze verwaarloosd worden en geen energie krijgen, sterven ze af. De boodschap vooral voor jonge mensen van doe iets met de talenten die je gekregen hebt, kan men niet duidelijker in beeld brengen. De rijke dienaar met zijn tien talenten krijgt er nog eentje bij en wordt nog rijker, de sukkel die er maar eentje heeft gekregen, verliest alles en heeft niets meer. Het water vloeit inderdaad altijd naar de zee.

14 De andere wang toekeren

Wat zou jij doen als iemand jou een flinke mep, recht op je oog geeft? Mep je onmiddellijk terug, zoek je dekking, of ga je lopen? In onze moderne samenleving zijn de kletsen en de gewelddadige slagen die we krijgen eerder beperkt en zeldzaam. Agressieve meppen en klappen tussen individuen worden nu mooi verpakt in kwaadsprekerij, roddels, kleinerende opmerkingen en pesterijen al of niet via sociale media.

Al eeuwenlang heeft de leefregel: ‘oog om oog, tand om tand’ de meeste relaties tussen individuele mensen, gemeenschappen en volkeren beheerst en doet dat nu nog. Het keiharde pingpongspel van: jij geeft mij een zware klap, ik verkoop jou minstens een even ferme lel terug, beheerst nog grotendeels het menselijk gedrag. Sommigen gaan nog verder in het vergelden van de aangebrachte schade en veranderen deze leefregel in: voor één oog, beide ogen en voor één tand, de ander zijn hele kaaksbeen. Je kunt niet hard genoeg terugslaan om de ander te laten voelen dat hij jou moet respecteren is de kortzichtige redenering.

We beseffen het niet altijd, maar wij komen als primitieve apen van ver, heel ver zelfs. De tijd dat we overspelige vrouwen tot aan hun borst ingroeven om ze nadien met zijn allen dood te stenigen ligt al een tijd achter ons. Wij binden ook geen heksen meer vast op een brandstapel om ze nadien huilend in de vlammen te zien opgaan en duizenden mensen levend aan een kruis nagelen zoals de Romeinen deden, zit er ook niet meer in. Wat een blinde haat moet die mensen toen bezield hebben om hun medemens zo wreed te behandelen.

Mensen die een beetje verder kijken dan hun neus weten dat als iedereen het spel van ‘oog om oog, tand om tand’ blijft spelen, we vlug in een samenleving zullen leven waar iedereen met een blauw oog rondloopt, of blind en tandeloos door het leven moet. Er moet toch een intelligentere manier zijn om samen te leven met zijn medemens. Het wereldbeeld van vóór onze jaartelling en voor de komst van de jonge predikant was er eentje van een wraakzuchtige, autoritaire god en streng, straffende vaderfiguur waarin deze leefregel goed paste.

De Joden hadden hun eigen interpretatie van de wet ‘oog voor oog, tand voor tand’. Ze gebruikten die wet om persoonlijke rancunes en alle overtredingen die uit wraakzucht werden begaan, goed te praten. Vaak ging de wraak alle perken te buiten en was de vergelding erger dan het kwaad dat was aangedaan. Om de Joodse gemeenschap duidelijk te maken dat er een nieuwe wereldorde met hogere principes nodig was, geeft de jonge predikant zijn visie op de wet ‘oog voor oog, tand voor tand’.

Hij zei: ”Verzet je niet tegen iemand die slecht is. Als iemand je op je rechterwang slaat, draai dan ook je andere wang naar hem toe. Als iemand je voor de rechter wil dagen en je onderkleed van je wil hebben, geef hem dan ook je bovenkleed. En als iemand die gezag heeft, je dwingt één mijl met hem mee te gaan, ga dan twee mijl met hem mee. Geef aan wie iets van je vraagt, en keer je niet af van wie iets van je wil lenen.”

Wie die boodschap van ‘de andere wang toekeren’ letterlijk opvat, denkt dat de jonge predikant van ons platbroeken, of masochisten wil maken die plezier vinden in het incasseren van klappen. Eigenlijk betekende deze uitdrukking in vroegere tijden iets heel anders. Men sloeg beheerst de ander met de achterkant van de rechterhand op de rechterwang. Het was bedoeld als een symbolische klap om de ander te vernederen. Zo van: kijk maar, ik durf en kan en mag jou slaan als ik wil.

Iemand die voldoende zelfvertrouwen heeft en in zijn kracht staat, toont dan vrank en vrij de andere wang. Hij laat duidelijk zien: ik ben niet bang van jou, geef mij ook hier maar een tik. In feite zegt de man of vrouw die de andere wang toekeert ‘kom maar op, ik kan alles aan‘, waardoor het kleinerende aspect van de klets teniet wordt gedaan. Laat je niet uit je evenwicht brengen door iemand die jou kwaad wil doen. Als iemand met modder naar jou gooit en je raapt die vieze vuiligheid op en gooit die terug, dan verlaag je jezelf tot het niveau van de agressor. Om het simpel te zeggen: dan ben je geen haar beter dan de agressor.

Stel, je wordt op een bijeenkomst met vrienden of familieleden erg hard aangepakt en krijgt een hele rits kwetsende verwijten naar je hoofd. Je wordt gekleineerd en uitgescholden voor rotte vis. Die agressieve aanvaller gebruikt jou als pispaal om zijn ongenoegen af te reageren. Hij verwacht dan natuurlijk dat jij fel gaat reageren en even venijnig uit de hoek zal komen. Maar als je dan de rustige beheersing kunt opbrengen en doodkalm zegt:

”Is dit alles? Of heb je daar nog iets aan toe te voegen?” Dan valt zijn of haar mond waarschijnlijk open van verbazing. Want de agressieve aanvaller dacht natuurlijk dat hij jou omver had geblazen, maar het tegendeel blijkt waar. Je staat in volle kracht en niet verstoord en vraagt de aanvaller om nog meer. Dit is de linkerwang aanbieden.

Je laat door zo te reageren zien dat je de belager begrijpt en weet dat hij met een gekwetste ziel reageert uit innerlijke armoe. Misschien heeft de man of vrouw wel last van de lever of de maag. Misschien heeft de agressor net zware problemen met zijn partner of de kinderen. Je weet dat hij onbewust reageert vanuit een oud zeer en gekwetstheid, wat Eckhart Tolle het pijnlichaam noemt. Je weet dat de agressieve aanvaller bijna mechanisch reageert op onbewuste impulsen.

Alleen door de linkerwang aan te bieden, wordt de kwalijke cirkel van actie en reactie doorbroken en blijf je zelf mooi rechtop in evenwicht.

15 De onwillige genodigden

In het begin van onze jaartelling was een bruiloftsfeest bij de Joden in Israël het grootst denkbare feest. Er werd acht volle dagen gefuifd met veel eten en drinken. Wie wou daar niet willen  bij zijn? Zeker als je persoonlijk wordt uitgenodigd door een dienaar van de koning zelf.

“Zegt aan de genodigden”, zei de koning: “ Mijn maaltijd staat klaar, mijn ossen en het gemeste vee zijn geslacht; alles staat gereed. Komt dus naar de bruiloft.”

Maar de belangrijkste en speciaal uitgenodigde gasten vonden het de moeite niet en kwamen niet naar het feest. Ze hadden het te druk met hun eigen zaakjes. Eentje moest dringend werken op zijn akker. Een ander moest pachtgelden gaan innen en weer een ander moest geld afdragen naar de bank. Enkele mishandelden zelfs de dienaars en doodde hen.

Toen de koning dit hoorde, werd hij razend kwaad en stuurde zijn troepen naar die misdadigers. Hun have en goed werd in brand gestoken en de moordenaars van zijn dienaren werden een kopje kleiner gemaakt. Toen sprak de koning tot zijn dienaars: “Alles voor het bruiloftsfeest staat klaar, maar de genodigden waren het niet waard. Ga naar de drukke verkeerswegen en nodig al de mensen die je tegen komt maar uit tot de bruiloft van mijn zoon.

De dienaars gingen op stap en verzamelden iedereen, zowel goede als slechte. Vrij snel liep de bruiloftszaal vol met gasten. Toen de koning binnenkwam in de volle feestzaal met aanliggende gasten, zag hij er eentje die geen bruiloftskleed aan had. De koning zei:” Vriend, hoe zijt gij hier binnengekomen zonder bruiloftskleed? Maar de man bleef het antwoord schuldig. Toen sprak de koning tot de bedienden: “Bindt hem aan handen en voeten en werpt hem buiten in de duisternis. “

Een vreemd verhaal niet? Wie weigert er nu om een koninklijk feest bij te wonen als hij persoonlijk wordt uitgenodigd door de koning? Wie gaat er nu dienaars die u komen uitnodigen mishandelen en vermoorden? Welke koning haalt het in zijn hoofd om iedereen langs de straat uit te nodigen? Waarom zou een koning een sukkel die geen bruiloftskleed aan heeft buiten gooien in de duisternis?

De jonge predikant, die voortdurend gedwarsboomd werd door de hypocriete Farizeeërs en Schriftgeleerden uit die tijd, kon hen moeilijk rechtstreeks vertellen dat ze door hun levenswijze niet in aanmerking kwamen voor de vreugdevolle gemeenschap van bewust levende mensen die verenigd zijn in de hogere dimensie van ‘Het Koninkrijk.’ Daarom geeft hij zijn boodschap via de parabel van ‘de onwillige genodigden’ die door goede verstaanders wel begrepen zal worden. Zij, de elite van toen, die zich alleen bezig hield met materialistische dingen zoals bezit en aanzien, waren de eerst genodigden. Zij wijzen niet alleen de uitnodiging van de koning af, erger nog, ze mishandelen de dienaren van de koning en doodden hen.

Maar de Koning heeft een groot hart voor al zijn onderdanen en sluit niemand uit. Daarom nodigt hij zelfs al de eenvoudige mensen uit die voorbij komen langs de drukke wegen, want die hebben wel nog oog en oor voor die diepere dimensies van het leven. De man zonder bruiloftskleed toont niet alleen aan dat hij net zoals de onwillige genodigden geen respect heeft voor zijn Gastheer, maar ook geen moeite doet om zich fatsoenlijk te kleden voor het feest. Hij wordt aan handen en voeten gebonden en vliegt dus ook buiten in de duisternis. Wie geen bruiloftskleed aantrekt, toont zich niet bereid om de nodige inspanningen te doen om te groeien in bewustzijn en verdwijnt in de duisternis van het onbewuste. Aan ons de keuze om het Licht te zoeken.

16 De vijgenboom

Iemand met groene vingers ontwikkelt na jarenlang werken in de natuur of tuin twee belangrijke eigenschappen: geduld en gevoel voor timing. Zaaien, planten, oogsten: het moet allemaal op tijd en stond gebeuren om een maximale opbrengst te verkrijgen. Wie een pruimenboon plant, leert snel dat je tot vijf jaar moet wachten vooraleer je de eerste pruimen kan oogsten. Als je een notenboom in de grond zet, moet je tien tot vijftien jaar geduld oefenen om de eerste noten te zien verschijnen, tenminste als het geen steriele boom is want dan krijg je nooit noten te zien.

In de landen rond de Middellandse zee, is de vijgenboom ook zo een trage groeier die minstens drie jaar nodig heeft om de eerste vijgen te produceren. Als al de andere bomen al groen staan, begint de vijgenboom pas op gang te komen. Bij deze vreemde boom met knobbelige takken en gladde, metaalgrijze bast komen de bladeren en vruchten tegelijk aan de boom. Het uitlopen van de vijgenboom is het teken dat de zomer nadert.

Eens deze trage groeier op gang is, geeft hij niet eenmaal, maar driemaal per jaar bloemen en vruchten. De traag groeiende vijgenboom wordt door de jonge predikant in een van zijn parabels gebruikt als symbool voor de ontwikkeling van Israël en voor de spirituele groei van het individu. Hij vertelt over een tuinman die een vijgenboom geplant heeft in zijn wijngaard en elk jaar komt zoeken naar de vruchten. Maar hij vindt jammer genoeg geen enkele vijg. Hij zegt tegen de wijngaardenier: “Al sinds drie jaar kom ik aan deze vijgenboom vruchten zoeken, maar ik vind er geen. Hak hem om. Want hij put alleen maar de grond uit.”

De eigenaar van de wijngaard vraagt nog een jaartje geduld te koesteren. Hij zegt:” Laat hem dit jaar nog staan en laat mij eerst de grond er omheen omspitten en bemesten. Misschien draagt hij het volgend jaar wel vruchten. Zo niet, dan kunt ge hem omhakken.”

Vreemd genoeg: hier eindigt de parabel. We krijgen geen antwoord op het eventueel vervolg van het verhaal. We weten dus niet of die vijgenboom na vier jaar wel vruchten draagt. Of de boom wel of niet wordt omgehakt. De drie belangrijkste elementen in deze parabel hebben een symbolische betekenis. De wijngaardenier symboliseert de nooit aflatende Levensbron. De tuinier die de bomen verzorgt, ze van water voorziet en de nodige meststoffen toedient, is de jonge predikant die zijn volgelingen voedt met inspirerende boodschappen. De boom zelf staat symbool voor het volk van Israël en het individu.

De les is duidelijk: geleende tijd die we hier krijgen is niet eeuwig. Het geduld van de universele wetten die het leven beheersen, kent zijn grenzen. In de parabel krijgt de eigenaar van de wijngaard nog een jaartje extra om voor vruchten te zorgen vooraleer de boom onherroepelijk wordt omgehakt.

De jonge predikant klopt op de gesloten deur van ons hart om ons wakker te schudden en om ons te bevrijden uit onze onbewuste slaap. Hij geeft ons nog een beetje respijt want als de vijgenboom geen vruchten draagt, gaat hij onverbiddelijk voor de bijl.

17 Kameel door het oog van de naald

Een rijke jongeman die een deugdzaam leven leidde, vroeg aan de jonge predikant wat hij nog meer moest doen om te groeien in bewustzijn. “Wilt ge volmaakt zijn, ga dan naar huis, verkoop wat ge bezit en geef het aan de armen. Kom dan terug en volg mij”, antwoordde de Galileeër.

De rijke, jonge man was helemaal van zijn stuk door die uitspraak want hij had heel veel goederen en bezittingen waar hij sterk aan gehecht was. Teleurgesteld door dit radicaal antwoord ging hij weg. Toen zei de jonge predikant tegen zijn volgelingen: “Voorwaar ik zeg u: voor een rijke is het moeilijk het Rijk der hemelen binnen te gaan. Nog sterker: voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke in het koninkrijk van God te komen.”

Voor alle duidelijkheid, het ‘oog van de naald’ was een klein poortje in de grote stadswal rond Jeruzalem. Naast de grote poort waar de kamelen met hun lading gemakkelijk doorheen konden was er een klein poortje vooral voor de voetgangers dat de grappige benaming ‘het oog van de naald’ kreeg. Alleen een kameel zonder lading zou zich met gespreide poten en op de knieën kruipend met veel moeite door die kleine opening kunnen wringen.

Het "oog van een naald" is een metafoor voor het bijna onmogelijke. In ons taalgebruik betekent "door het oog van de naald kruipen" zoveel als ‘op het nippertje ontsnappen' of 'iets ternauwernood volbrengen”. Praktisch betekent die uitspraak van de predikant dat het voor een rijk iemand die sterk gehecht is aan zijn bezittingen zeer moeilijk wordt om verder te groeien in bewustzijn. Het probleem is niet zozeer het hebben van rijkdom, maar wel dat ons ego gehecht raakt aan die rijkdom. Ons ego ontleent zijn prestige aan die bezittingen. Het voedt zich met de toename van de bezittingen die we verwerven. Hoe meer we verwerven aan bezittingen en geld hoe rijker we ons voelen, vooral ten opzichte van de anderen. Dit is een puur ego-probleem. Ons ego is precies de ‘sta in de weg’ om verder te groeien in bewustzijn.

Maar dat hoeft zo niet. Het kan ook anders. Het is best mogelijk dat een prins in een luxueus paleis minder gehecht is aan zijn enorme rijkdom dan een bedelaar die zich vastklampt aan zijn schamel bezit van een hutje. Als we als rijke kamelen keihard werken en zwoegen om ons door het smalle poortje te wringen, kunnen we er ook wel geraken. Rijkdom hoeft geen definitief obstakel te zijn. Deze parabel snijdt diep bij iedere mens die gehecht is aan alle bezittingen groot en klein zoals het eigen huis, de auto, geld op de bank of juwelen in een kistje. Als we beseffen dat we naakt geboren worden en weten dat al onze bezittingen slechts een tijdelijke toegift zijn die we al of niet door eigen inspanningen hebben verworven, kunnen we iets gemakkelijker afstand doen van ons bezit.

Als we begraven of gecremeerd worden in ons mooiste kostuum of kleed nadat we ons lichaam hebben verlaten, laten we zo wie zo al die opgebouwde rijkdom achter. We zijn gelukkig veel meer dan ons tijdelijk geleend lichaam en onze beperkte geest.

18 Onkruid tussen tarwe

Mensen pesten is van alle tijden. Om wraak te nemen op een vijand vonden sommige boeren in het Midden-Oosten er niet beter op dan grasachtig onkruid te zaaien op het ingezaaide graanveld van hun slachtoffer. Die lepe pesters kozen moedwillig het zaad van een snel opgroeiend raaigras dat sterk lijkt op tarwe. Het duurde dus wel even vooraleer de boer merkte dat er meer onkruid op zijn akker stond dan graan. Het raaigras overwoekerde het graan met grote schade voor de graanboer door een slechte oogst met veel afval tussen zijn tarwe.

De jonge predikant gebruikte dit beeld van een graanboer die door een slechterik gepest wordt als gelijkenis. De knechten gingen naar de boer en zeiden tegen hem: 'U had toch goed zaad op uw akker gezaaid? Hoe kan het dan dat er zoveel onkruid staat? Wilt u dat we het onkruid eruit trekken?'

'Neen, zei de boer,” want als jullie het onkruid eruit trekken, trekken jullie misschien per ongeluk ook het graan eruit. Laat het maar samen opgroeien tot de oogst. Bij het oogsten zal ik tegen de maaiers zeggen: 'Haal eerst het onkruid eruit. Bind het samen tot bossen en verbrand het. Maar breng het graan in mijn schuur.'

Deze parabel maakt duidelijk dat het weinig zinvol is om het onkruid, of het kwaad dat door onbewuste gedrag wordt veroorzaakt, te willen bestrijden in onszelf of in de samenleving. Bij de uiteindelijke oogst zal wel blijken wat niet deugd, echt niet deugt. De kracht van het goede zaaigraan zal wel voorkomen dat het overwoekerd wordt door onkruid.

Het vertrouwen van de boer in het ‘goede zaad’ toont aan dat we ons beter focussen op het goede in onszelf en in onze samenleving en niet onze tijd moeten verspillen door het kwade te bestrijden. Ageren tegen het kwaad, tegen de misdaad en geweld, tegen de oorlog of zelfs tegen dierenmishandeling is het precies versterken.

Strijden tegen het kwaad is als vechten tegen de duisternis. Duisternis kun je alleen verdrijven door licht te maken. Onbewust gedrag in jezelf en in de samenleving kunnen we alleen oplossen door zelf te groeien in bewustzijn. Iemand die racisme uit de wereld wil helpen kan dus beter een migrant aan werk helpen in plaats van te gaan betogen tegen racisme.

Als je toch vecht tegen ‘het kwade’ dan worden de polaire tegenstelling versterkt en dieper verankerd. Je raakt geïdentificeerd met één van de polen. Zo schep je een “vijandbeeld” in jezelf. Zo word je ook meegesleurd in de onbewustheid. Het slechte en het kwade, zeg maar onbewust gedrag van mensen, kan je nooit overwinnen door het aan te vallen. Als je gelooft dat je gewonnen hebt, heeft onbewustheid jou ingenomen. En wat erger is voor jou persoonlijk, je geeft de negatieve krachten in jezelf een onnodige boost. Je bent als je gaat betogen tegen racisme een hele dag bezig met het voeden van het negatieve in jezelf. Je maakt je boos, of je ergert je aan racisten. Betogers tegen ‘zinloos geweld’ of tegen racisme hebben uiteraard nobele bedoelingen, maar misschien schieten ze hun doel wel voorbij.

Om het samen te vatten: laat het goeie graan maar groeien en maak je niet druk over het slechte ‘onkruid’ in jezelf of in de samenleving, want dat verdwijnt vanzelf als het licht van bewustzijn toeneemt. Eén brandend kaarsje in een pikdonkere kelder doet al wonderen.

19 Parels voor de zwijnen

Volgens de Spreuken keert een hond terug naar zijn braaksel en zal een proper gewassen zeug zich vol wellust opnieuw rondwentelen in de viezigheid en modder. In zijn preken gebruikt de jonge predikant ‘honden en varkens’ als de vertegenwoordigers van alle dwazen en simpele zielen die zijn diepere boodschappen negeren, of belachelijk willen maken. Hij zei het zo: “Geef het heilige niet aan de honden en werp uw paarlen niet voor de zwijnen, opdat zij ze niet met hun poten vertrappen, zich omkeren en u aanvallen.”

Je kunt beter je tijd niet verspillen aan mensen die de prachtige parels van wijsheid net zoals varkens vertrappelen in de modder. Laten we niet vergeten, ‘al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.’ Wat iemand kan ontvangen van een boodschap van wijsheid, is afhankelijk van zijn graad van bewustzijn. Wie zijn leven beperkt tot het lichamelijke en materiële kan niet open staan voor de mystieke boodschappen en zal ze moeilijk begrijpen of waarderen.

Materie zoals wij ze zien, bestaat niet. Sinds Einstein weten zelfs de wetenschappers dat materie eigenlijk een verdichte vorm van energie is (E=mc2). Ook ons lichaam is geen materie maar een vorm van energie. Niet alleen ons lichaam, maar ook onze geest, gedachten en emoties bestaan uit energie met een eigen trillingsfrequentie. Wij zijn trillingswezens en bestaan uit verdichte energie met een bepaald trillingsgetal. Ons persoonlijke trillingsfrequentie is geen statisch gegeven maar wordt beïnvloed door de toestand van ons fysieke lichaam, onze emoties en onze gedachten kunnen we bewust verhogen om spiritueel te groeien. Merkwaardig is dat we vooral trillingsfrequenties aantrekken die we zelf uitzenden. Het gelijke trekt het gelijke aan. Nog eenvoudiger uitgedrukt 'soort zoekt soort'. Dus lagere energievormen trekken andere lagere energievormen aan en vice versa, hogere energievormen trekken andere hogere energievormen aan.

Een beetje concreter om het te verduidelijken: een primair mens die uit is op geweld, grofheid en crimineel gedrag zal zijn broeder in het geweld wel vinden. Mensen met lage frequenties voeden zich met moddergevechten, boksmatches en gewelddadige films. Kunstenaars en liefdevolle mensen zoeken andere zielen die ook houden van schoonheid en goedheid. Afhankelijk van de omstandigheden zal ons bewustzijnsniveau fluctueren, maar de meeste tijd leven we volgens een bepaald bewustzijnsniveau dat David R. Hawkins 'onze normale staat van bewustzijn' noemt.

Volgens Hawkins, tracht het gros van de mensen te overleven in een toestand met hoofdzakelijk egocentrische gedragingen. Bij het laagste niveau zitten we in 'de jungle van de hongerige beesten' die apathisch zijn of in 'het land van de verloren zielen' , waar de gevoelens van woede en trots overheersen. Bij alle bewustzijnsniveaus lager dan het gemiddelde van het menselijke bewustzijn wordt het leven beperkt tot het puur fysieke lichaam. Hoe lager het trillingsgetal van een individu hoe meer kans op crimineel gedrag, werkeloosheid en armoede.

Als zoveel mensen die boodschappen niet kunnen begrijpen, waarom verkondigt de jonge predikant dan zijn parabels aan toehoorders die er niet voor open staan en er niet eens om vragen? Een verlichte Meester, zoals de jonge predikant, weet dat maar al te goed. Daarom heeft hij het ook vaak over mensen die ziende blind zijn, of horende doof en zegt hij geregeld: ‘Wie oren heeft, hij luistere’. Maar door zijn mateloos mededogen met zijn medemens heeft hij ook een eindeloos geduld. Hij weet dat veel mensen zijn boodschappen nog niet kunnen begrijpen maar heeft er een grenzeloos vertrouwen in dat de zaadjes die hij zaait, ooit op een gunstige bodem zullen vallen en uiteindelijk kunnen open bloeien.

Men kan inderdaad niemand dwingen de boodschap waarvoor hij nog niet klaar is te ontvangen. Maar men kan wel de kiemen leggen die vroeg of laat wel zullen verder groeien. Men kan zelfs een koppige ezel met veel moeite naar het water brengen, maar men kan hem niet dwingen om te drinken.

20 Een huis op een rots gebouwd

Je leven creëren kan men goed vergelijken met het bouwen van een huis. Iedere aannemer begint met stevige fundamenten en zal geen huis bouwen op los zand, of in een moeras, of vlak tegen een rivier waar de oevers wegspoelen bij hoge waterstand. De jonge predikant gebruikt de gelijkenis van het bouwen van een huis om zijn volgelingen duidelijk te maken dat men zijn leven beter uitbouwt op echte, rotsvaste waarden maar niet op bedrieglijke schijnwaarden van drijfzand.

Hij zei: "Wie deze woorden van mij hoort en ernaar handelt, kan vergeleken worden met een verstandig man, die zijn huis bouwde op een rots. Toen het begon te regenen en de bergstromen zwollen, en er stormen opstaken en het huis van alle kanten belaagd werd, stortte het niet in, want het was gefundeerd op een rots. En wie deze woorden van mij hoort en er niet naar handelt, kan vergeleken worden met een onnadenkend man, die zijn huis bouwde op zand. Toen het begon te regenen en de bergstromen zwollen, en er stormen opstaken en er van alle kanten op het huis werd ingebeukt, stortte het in, en er bleef alleen een ruïne over.”

Iedereen knikt volmondig ja als men zegt: het is niet erg snugger een huis op zand te bouwen, want bij de eerste storm of overstromingen spoelen de fundamenten weg en stort het hele boeltje in mekaar. De jarenlange inspanningen om het huis op te bouwen worden zo op enkele uren verwoest. Niettemin passen velen die fundamentele regels niet toe bij de uitbouw van hun eigen leven.

Het eerste fundament van je levenswerk is je lichaam: de tempel die je bewoont. Ons lichaam is het instrument waardoor we alles ontvangen of ... missen! Ons lichaam is zoals de verlichte Indiase Meester Sadghuru zegt, de meest gesofisticeerde hardware op deze planeet. Onbegrijpelijk dat sommige dit uniek kunstwerk door foute voeding, alcoholmisbruik en drugs, of door gebrek aan beweging ruïneren. De bewuste bewoner van die tempel vangt via al zijn zintuigen als een camera een beeld van de oneindige levenstroom. Als die camera van slechte kwaliteit is, wordt onze leven verward. Je kan de wil van dit Oneindig Universum niet interpreteren en uitvoeren als je zwak en ziek bent. Verzorg je tempel maximaal door een gezonde levenswijze.

De jonge predikant laat verstaan dat de bewuste bewoner van die tempel net zoals hij authentiek moeten zijn om te groeien in bewustzijn. Authentiek zijn, begint met volkomen eerlijk te zijn met jezelf. Dat klinkt mooi. Maar wat houdt authentiek en eerlijk zijn eigenlijk in? Doe even de volgende test, dan weet je direct in welke mate je authentiek bent. Projecteer al jouw gedachten en gevoelens in vurige letters op het firmament aan de hemel zodat iedereen ze lezen kan. Je vrouw of je man; je vriend of je vriendin, je vader of je moeder, je zoon of je dochter, je buurman en je buurvrouw, je werkgever, de politieagent; ze kunnen allemaal zien en horen wat jij denkt en voelt. Schrik niet van je onfatsoenlijke gedachten! Je zal dan ook beter begrijpen waarom een ongecontroleerde flapuit zo vaak in de problemen komt.

Met deze mentale oefening ontluister je het naïeve idee over jezelf zoals: ik heb alles onder controle, ik ben fatsoenlijk, eerlijk, enz. De meeste zullen het idee van te leven met een doorkijkhoofd verschrikkelijk gênant vinden. Dan besef je pas wat voor rommel, slechte en vervelende ideeën allemaal door je hoofd gaan en vooral welke ideeën je voedt met je aandacht. We zijn tenslotte alleen verantwoordelijk voor de ideeën die we toelaten en blijven koesteren tot ze vroeg of laat zich omzetten in daden. Al die minder fraaie gedachten die binnenwaaien stuur je stante pede terug wandelen.

Erg jonge kinderen die de sociale gedragsnormen nog niet kennen zijn nog authentiek. Daarom zei de jonge predikant ook: wees als kinderen: echt en natuurlijk. We aanvaarden dat snotneuzen er alles maar spontaan uitflappen wat ze menen te zien of denken. De soms vervelende waarheid komt inderdaad uit een kindermond. Als je je leven zonder gêne kunt projecteren op het hemelgewelf, zodat het zichtbaar is voor iedereen, leef je in waarheid en ben je eerlijk met jezelf. Zo lang je dingen verborgen houdt of niet wil dat anderen dit zien of horen, leef je nog in de schaduw van je onbewuste verlangens.

Voor wie echt authentiek en volledig eerlijk is met zichzelf betekent een ‘ja’ honderd percent ‘ja’ en verdwijnt de wereld van ‘window dressing’ en schone schijn met ‘ja-neen’ en ‘ja maar’. De jonge predikant leefde totaal authentiek en had lak aan de schone schijn van de witgekalkte graven en de smoesjesverkopers van Schriftgeleerden uit die tijd.

21 De boom en zijn vruchten

Als je je goed bewust bent van de gedachtestroom die door je hoofd circuleert, besef je pas ten volle dat je gevangen zit in een virtuele kooi. Duizenden van die ideeën komen ongevraagd aanwaaien en je weet niet eens waar ze vandaan komen. Sommige produceer jezelf, maar de meeste worden via al je zintuigen binnen gebracht.

Je omgeving en vooral de mensen in je buurt zoals familieleden, vrienden en vooral de sociale media overstelpen ons met berichten en ideeën waar we niet om gevraagd hebben. Hoe ordenen we die chaotische instroom van ideeën? Worden we geleefd door die schijnwereld in ons hoofd die we deels zelf gecreëerd hebben en waar we maar weinig vat op hebben?

Om een klein beetje orde te scheppen in al die rommel in je bovenkamer heb je een stevige houvast aan de volgende uitspraak van de jonge predikant om de informatie die je medemens je bezorgt te beoordelen. Hij zei: “Maar wacht u van de valse profeten, die in schaapskleren tot u komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven. Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Men plukt geen druiven van een doornenboom, of vijgen van distels? Iedere goede boom brengt goede vruchten voort en een kwade boom brengt kwade vruchten voort.”

De waarde van een informatiebron kan je inschatten door de ‘vruchten’ die ze produceert te evalueren. Check de authenticiteit van de berichtgever zijn gedrag en zijn daden met een wetenschappelijke precisie en vergeet de woordenstroom. Hoe ontdek je of iemand echt is en geen ‘fake news’ verkoopt op Twitter, Facebook, Instagram of zelfs aan de telefoon?

Bij een rechtstreeks contact tussen mensen kan men nog veel van de schijnmanoeuvres herkennen aan de niet liegende lichaamstaal. Wat je gelaatsuitdrukkingen vertellen en wat je handen onderstrepen, of zelfs je hele houding tonen, is veel echter dan de ‘bla-bla’ die uit de mond komt. Bij de overvloed aan e-mails en mediaberichten heb je die controle niet. Het is niet altijd eenvoudig om uit te maken of die informatiebronnen correcte berichten doorgeven.

In de moderne politieke wereld blijkt het vaak net omgekeerd. Daar is het devies: ‘Luister naar mijn woorden, maar kijk niet naar mijn daden’. Het is de perceptie die telt, zeggen de politici. Op korte termijn hebben ze misschien nog gelijk ook. Voor het uitbouwen van een carrière kunnen mooi verpakte leugens en schijnheiligheid, image building en het promoten van jezelf je helpen, maar voor je spirituele groei zijn ze nefast. Pas als je denken, zeggen en doen een eenheid vormen, ben je op de goede weg. 

22 De Boze wijnbouwers

De jonge predikant leefde in een tijd van ‘oog om oog, tand om tand’. Wetten en sociale controle waren rudimentair. De parabel van de moordzuchtige wijnbouwers kan men alleen begrijpen als men het gebeuren plaatst in die primitieve gemeenschap. Hij vertelt het volgend verhaal: ‘Een rijke man heeft een wijngaard. Hij bouwt er een muur omheen, en maakt een bak om de druiven in te persen. Ook bouwt hij een toren voor het bewaken van de wijngaard. Dan verhuurt hij de wijngaard aan boeren, en gaat zelf op reis.

n de tijd van de oogst stuurt de man zijn knechten naar de wijngaard. Die moeten zijn deel van de opbrengst ophalen. Maar de boeren grijpen de knechten. Ze slaan één knecht in elkaar. Een andere slaan ze dood. En weer een andere gooien ze dood met stenen. Dan stuurt de man opnieuw knechten naar de wijngaard. Deze keer zijn het er meer. Maar met hen gebeurt precies hetzelfde. Ten slotte stuurt de man zijn zoon naar de wijngaard. Want de man denkt: Voor mijn zoon zullen de boeren wel respect hebben. Maar als de boeren de zoon zien, zeggen ze tegen elkaar: ‘Kijk, daar komt de zoon. Hij zal al het bezit van zijn vader krijgen. Kom op, we slaan hem dood! Dan is de wijngaard van ons.’ Ze grijpen hem vast, slepen hem de wijngaard uit en slaan hem dood.’

Uiteindelijk komt de eigenaar van de wijngaard zelf. De jonge predikant vraagt aan de priesters en de farizeeën: ”Wat zal hij doen met die boeren?” Zij antwoordden: ‘Hij zal die misdadigers op een vreselijke manier doden. En hij zal zijn wijngaard verhuren aan andere boeren. Aan boeren die hem wel zijn deel van de opbrengst geven.’ Dan komt het onthutsend antwoord van de jonge predikant.

Hij zegt: ‘Gods nieuwe wereld is niet langer voor jullie. Hij is voor andere mensen. Voor mensen die doen wat God wil. Jullie weten wat er in de heilige boeken staat: De bouwers gooiden één van de stenen weg. Maar dat werd juist de belangrijkste steen van het gebouw. De Wijnbouwer symboliseert de Bron van de schepping, de Levensbron of om een versleten woord te gebruiken God. De knechten van de wijnbouwer zijn de profeten die de mensen proberen duidelijk te maken hoe ze moeten groeien in bewustzijn om dichter te komen bij de Levensbron.

De jonge predikant maakt hier een allusie op de opeenvolging van profeten die het joodse volk vermanen, berispen en veroordelen voor zijn hoogmoed en zijn weigering de goddelijke boodschap te ontvangen. Altijd opnieuw hebben de moordzuchtige boeren de profeten slecht behandeld, gemarteld of gedood. Zelfs Gods zoon zullen ze in al hun blindheid vermoorden. De boeren in dit verhaal horen op de schaal van Hawkins bij de laagste bewustzijnsniveaus die hoofdzakelijk met egocentrische gedragingen trachten te overleven. Ze leven in de jungle van ‘de hongerige beesten’. Hun levenshorizon en menselijke bewustzijn wordt beperkt tot het puur fysieke lichaam en materieel bezit.

Hebberigheid en bekrompen egoïsme is van alle tijden net zoals de wereld van de misdaad. Wie zoals de priesters en Farizeeërs in dit verhaal voor deze misdadigers de doodstraf eist, heeft de boodschap van de jonge predikant niet begrepen. Hij bekijkt de misdadige boeren immers als vreemd gevormde hoekstenen die als basis kunnen dienen voor een nieuw gebouw. Ook misdadigers behoren tot het geheel en hoeven niet netjes opgeruimd te worden door een galg, een vuursalvo, een elektrische stoel of een dodelijk spuitje. Een land dat nog steeds de doodstraf toepast; gooit die ‘vreemd gevormde hoekstenen’ buiten om er vanaf te zijn. In de nieuwe wereld van de jonge predikant krijgen ook die onbewuste moordenaars een kans om ooit misschien uit te groeien tot nieuwe mensen die hogere waarden zoeken.

24 Een knecht kan geen twee heren dienen

Kiezen is verliezen. Geen keuze maken en alle opties open houden is uiteraard ook kiezen, nl. kiezen voor uitstel en het op de lange baan schuiven. De jonge predikant maakt duidelijk met unieke beelden dat we ons zelf in de problemen werken door niet duidelijk te kiezen. We kunnen die dubbelzinnige spreidstand zoals in deze grappige cartoon wel even vol houden, maar lang gaat dat niet duren.

Hij zei : ”Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon”. Het begrip Mammon is een Syrisch woord voor geld of rijkdom. Het wordt vooral gebruikt als die rijkdom als een god vereerd wordt. Hij veroordeelde de dubbelzinnige houding van de twijfelaar, die niet de moed heeft om duidelijke keuzes te maken, nog scherper met de uitspraak: "Een mens kan niet op twee paarden rijden, of twee bogen spannen.”

Wie bedoelde hij met die ‘twee heren’, die we tegelijkertijd willen dienen, of met die ‘twee paarden’ die we willen berijden? Hij stelt ons voor de keuze: zoeken we de materiële god van het uiterlijk vertoon of gaan we op zoek naar de innerlijke rijkdom. Als we netjes blijven lopen in het keurslijf dat ons door de familie, culturele bepalingen, wetten en tradities van de hele samenleving wordt op gedrongen blijven we vasthangen in het oude patroon en blijven we zoals een hamster lopen in hetzelfde loopwiel. Als we kiezen voor de weg naar binnen in onszelf krijgen we stilaan meer en meer direct contact met de Oerbron van het leven en blijven we trouw aan onszelf. Maak van je leven een Clouseau-hit: “Het zit van binnen!”

25 Zoeken naar de grote schat

Wie is er niet op zoek naar het grote geluk? Wie droomt er niet van een extatisch leven? Om zijn ongeletterde volgelingen duidelijk te maken dat we die grote schat van geluk niet elders moeten zoeken, vertelt de jonge predikant de volgende gelijkenis. “Een man had in zijn veld een verborgen schat liggen terwijl hij er niets van wist. En na zijn dood liet hij het aan zijn zoon. De zoon, die er ook niets van wist, nam bezit van het veld deed er niets mee en verkocht het. De man die het gekocht had, bewerkte de grond en ontdekte de schat. Door die rijkdom kon hij geld tegen rente uitlenen aan hen die het wilden.”

Eigenlijk een dood simpel verhaaltje. Kernachtig geeft het de essentie weer van onze zoektocht naar geluk. Wat probeert de jonge predikant hiermee duidelijk te maken? Eerst en vooral dat we allemaal over een verborgen, grote schat van geluk beschikken zonder dat we het weten. De meerderheid van de mensen beseffen niet eens dat ze die schat bezitten en doen dan ook niet eens de moeite om die te zoeken.

Mensen die louter op hun lichaam gericht zijn, vinden dit een kort en leuk verhaaltje, meer niet. Alleen zij die zich niet laten beperken door hun lichaam, emoties en verstand en daar boven uit stijgen, doorzien de diepere betekenis. Voor bewust zoekende mensen kan één parabel tot een transformatie leiden die hen op weg zet naar vollediger bewust leven.

Ook al heb je die grote schat geërfd, daarom kan je er nog niet over beschikken. Als je die grond braak laat liggen en als louter investering ziet, kom je niet te weten welke schat er in je eigen ondergrond te vinden is. Die schat ligt zo maar niet aan de oppervlakte voor het grijpen. Je zult eerst de bodem intens en langdurig moeten bewerken en dan vind je misschien de verborgen schat. De predikant maakt zijn volgelingen duidelijk dat het groeiproces van meer bewust worden intens werken aan jezelf veronderstelt.

Wie de verborgen schat gevonden heeft, kan hem te gelde maken en zijn rijkdom delen met andere mensen die er ontvankelijk voor zijn. Wie, zoals de jonge predikant, de schat van verlichting bereikt heeft, straalt zoals een bloem in de zon en verspreidt ongevraagd zijn parfum voor de rest van de wereld. Wie sensitief genoeg is en er open voor staat, zal de geuren opsnuiven en zelf op zoek gaan naar de verborgen schat.

26 Wees voorbijgangers

De meest eenvoudige boodschap kan een definitieve gedragswijziging in gang zetten. De uitspraak van de jonge predikant: “wees voorbijgangers” is van dat kaliber. ‘Voorbijganger zijn’, wil zeggen dat je afstand neemt van wat er rondom jou en in jezelf gebeurt en pas met een zekere vertraging reageert of totaal niet reageert. Met ‘Wait and see’ en dan pas antwoorden als het echt de moeite is, brengt men rust in zijn leven.

Zie het zo. Je rijdt met je fiets naast een tractor op een zanderige weg die het stof meters hoog de lucht in jaagt. Al dat stof bestaat uit de meer dan vijftig duizend stofdeeltjes van ideeën en waarnemingen die ons per dag overspoelen. Een verstandige fietser of voorbijganger gaat ver van de kant staan en laat het stof eerst rustig neerdalen tot de lucht volledig is opgeklaard vooraleer zijn weg verder te zetten. Dan zie je opnieuw helder wat je te doen staat.

Wie in een moderne samenleving reageert op alle ‘stof’ dat we over ons heen krijgen via roddels, radio en Tv, of via sociale media zoals twitter, Facebook of Instagram, is klaar om overspannen en gestrest door het leven te gaan. Maar de grootste hoeveelheid stof produceren we jammer genoeg zelf door onze innerlijke dialoog. Sommigen verzieken hun leven door het herkauwen van het verleden. Anderen verpesten hun dag door zich zorgen te maken over de toekomst. Wie voorbijganger is, blijft niet plakken aan het verleden. Hij weet dat we het meest lijden door de miserie uit het verleden te blijven meezeulen. Elke dag begin je met een nieuw en leeg blad. Als je je verleden niet kan loslaten, staat het blad al voor driekwart volgekrabbeld met restanten van gisteren, vorige week, een maand geleden of het voorbije jaar. Bij sommigen staan er zelfs vast geroeste gewoontes op uit de kinderjaren. Hoe kan je nu leven met al die ballast op jouw overvolle agenda?

Een voorbijganger maakt zich ook geen nodeloze zorgen over de toekomst. Hij kent het gezegde: ‘Je lijdt het meest, door lijden dat je vreest, maar nooit is komen opdagen.’ Zeg vaarwel aan de wereld van directe reacties en wordt een voorbijganger die leert getuige zijn. Dit is de eerste en belangrijkste stap op je reis naar de schat van de innerlijke wereld.

27 De dief met de sikkel

Ten tijde van de jonge predikant gebruikte men al een sikkel, een halvemaanvormig scherp werktuig, om gras en graan mee af te snijden. Het is een van de oudste gereedschappen van de mens. In de volgende korte gelijkenis uit het Tomasevangelie brengt de jonge predikant een erg vreemd en zelfs mysterieus verhaal over een dief met een sikkel.

Hij zei: ”Dat er in uw midden een verwittigd mens zij! Als het graan rijp is, komt de dief ijlings aangelopen, zijn sikkel in de hand en oogst het. Dat hij die er oren naar heeft om te horen, hore.”

Eerst onderstreept hij nog eens dat je om de grote schat te vinden innerlijke alert en waakzaam moet blijven. Bewust getuige zijn elk moment van de dag is het vertrekpunt, want zonder die oplettendheid kan de dief langs komen en met de rijpe vrucht gaan lopen.

Wie is de dief die stiekem onze oogst komt stelen? Die grote dief is ons ego. Het ego voedt zich met al onze prestaties en gaat met al ons werk en inzet lopen. Het ego trekt alles naar zich toe en zet zich af tegen het grote Geheel. Hoe egoïstischer men leeft, hoe meer men zijn ‘ikje’ plaatst tegenover gij. Het creëert een wereld van ‘of ik - of gij’, in plaats van ‘ik én gij zijn een’. Het arrogante ‘ik’ splijt het universum in de wereld van het ego-dom tegen al de rest. Hoe meer het ego gaat lopen met al je verdiensten, je oogst, hoe minder plaats er is voor het Grote Geheel.

Zoals zo vaak eindigt hij zijn parabel met het zinnetje: ‘Dat hij die er oren naar heeft om te horen, hore!’ Hij geeft vrijblijvend advies en weet maar al te goed dat de meesten zijn boodschap helemaal niet kunnen, of niet willen begrijpen. Maar zij die echt kunnen luisteren zullen er vroeg of laat hun voordeel mee doen in hun evolutie naar een meer bewust leven.

28 De Rijke Man

Wie niets heeft, moet bedelen, lenen of stelen om te overleven. Van dit idee zijn wij als brave burgers zo doordrongen dat we uit angst om ooit iets te kort te hebben, steeds streven naar nog meer materiële welvaart. Wij spelen op zeker en sparen om er zelfs op onze oude dag nog warmpjes in te zitten. Die verworven materiële welvaart geeft ons de illusie van veiligheid. Een illusie die de jonge predikant met zijn parabel over de rijke man die fortuinen en gronden bezit als een schitterende zeepbel uit elkaar doet spatten.

In die parabel vertelt hij over een gefortuneerde rijkaard die ijverig investeert en plant en oogst om nog meer te bezitten. Uiteindelijk heeft hij al zijn zolders boordevol gevuld met vruchten om zeker de rest van zijn leven nooit nog iets te moeten missen. En dan komt als anticlimax de kurkdroge, ontnuchterende quote : ”En in die nacht stierf hij. Wie er oren naar heeft, hij hore.”

Dood gaan: dat is iets voor anderen en zeker niet voor mij. Daar hou ik mij niet mee bezig. We zien wel als het zover is. Wij hebben het gevoel eeuwig te blijven leven. Bij onze geboorte werd er inderdaad geen stempel met een vervaldatum op ons poep gebrand. Af en toe, als een familielid of goede vriend begraven of gecremeerd wordt, krijgen we de boodschap: ‘Gedenk mens, dat ge stof zijt en tot stof zult wederkeren.’

In plaats van deze vervelende boodschap zo rap mogelijk weg te moffelen, zouden we die beter dagelijks koesteren. Een van de weinige dingen waar we absoluut zeker van zijn in dit leven is dat ons lichaam, die trouwe, ouwe frak, het vroeg of laat begeeft. De jarenlang gekoesterde illusies die de rijk aangevulde bankrekening, de aandelen, gronden of huizen je hebben bezorgd, blijken dan volledig waardeloos. Misschien wordt het hoog tijd om ons ‘investeringsbeleid’ in materiële dingen te herzien en te ‘beleggen’ in al wat ons bewustzijn verhoogt.

29 Heb je vijand lief

Weinig uitspraken van de jonge predikant zijn zo ingrijpend in een mensenleven als : heb je vijand lief. Hij zei: ”Jullie hebben gehoord dat er werd gezegd: Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten. Maar ik zeg jullie: Heb je vijanden lief en bid voor degenen die je vervolgen. Op die manier laten jullie zien dat jullie kinderen zijn van je Vader in de hemel, want hij laat de zon op goede en op slechte mensen schijnen en hij laat het regenen op rechtvaardige en op onrechtvaardige mensen. Als je liefhebt wie jou liefhebben, verdien je daar dan een beloning voor?”

Zoek een mens waar je een grondige hekel aan hebt en tracht voor jezelf uit te maken waarom je die persoon zo vervelend vindt. Maak van je vijand nummer één in je geest een scherp portret. Misschien heb je zelfs een echte afkeer van die man of vrouw en erger je je blauw aan dat ‘mens’. Als je het beeld goed voor de geest hebt, zeg dan in jezelf: niet twee, wij zijn een. Besef dat die vijand werkt als een spiegel die een beeld van jezelf reflecteert dat je niet wil zien. In plaats van die ‘vijand’ dood te zwijgen en te mijden kan je beter die antagonist van jezelf opzoeken. Waarschijnlijk is die rotvervelende tegenstander de meest heilzame leraar die je kan losmaken van je verstarde opvattingen.

Die zogenaamde vijand is een stuk van jou dat je gewoon niet herkennen wilt en maakt dit ongevraagd en tot jou groot ongenoegen zichtbaar. Heel de samenleving kan je vergelijken met een reusachtige boom. Er hangen duizenden blaadjes aan die boom en elk blad kan je vergelijken met een individu. De meeste blaadjes ogen nog jong en groen, sommige zijn vergeeld en weer andere dwarrelen al naar beneden. Elk blaadje heeft dezelfde levenssappen doorgekregen van de enige Levensboom waar we met zijn allen deel van uitmaken. Bekijk jouw vijand als een ziek blaadje dat je haat, maar weet dat jullie alle twee deel uitmaken van het grote geheel. Let wel dat “ziek blaadje” is jouw perceptie.

Feitelijk en objectief is er misschien niks mis met die zogenaamde vijand. Misschien is er wel iets fout in jouw beoordeling van die persoon? Het idee van een ‘ziek en vergeeld blaadje’ kunnen we nog appreciëren, maar van zodra dit ‘ziek blaadje’ jouw vervelende buurman wordt die jou al jaren pest, wordt het moeilijk. En dan komen we dicht bij het adagium: ‘heb je vijand lief’ want ook hij behoort tot de grote Levensboom.

Als je jouw vijand volledig kunt accepteren zoals hij is, lost jou ego op in het Groter Geheel. Daarom is kunnen vergeven zo levensnoodzakelijk om te kunnen groeien als mens. Wie niet kan vergeven, verstart en blijft ter plaatse trappen.

30 Het riet

Zelfs wie nooit gedichten heeft gelezen voelt de muziek stromen door de verzen van onze grootste natuurdichter Guido Gezelle. Lees even mee:

O! ’t ruisen van het ranke riet!

o wist ik toch uw droevig lied!

wanneer de wind voorbij u voert en buigend uwe halmen roert,

gij buigt, ootmoedig nijgend, neêr,

staat op en buigt ootmoedig weêr,

en zingt al buigend ’t droevig lied dat ik beminne,

o ranke riet!

Guido Gezelle stond ‘zo geren te midden in ’t veld’ en keek naar de wolken, de bomen, bloemen en planten en voelde zich dan een koning te rijk. De grootste leermeester die de mens kan vinden is de natuur. Als je in het midden van een bloeiende weide staat tussen de wiegende bloemen los je op in het Grote Geheel en wordt je één met de Oerbron. Daar zie je, ruik je en voel de wonderlijke kracht van het volle leven.

De jonge predikant maakt zijn toehoorders met een gelijkenis duidelijk welke weg ze kunnen kiezen.

Hij zei:” Waar zijt gij dan wél naar gaan zien? Naar een riethalm door de wind bewogen? Waar zijt gij dan wel gaan zien? Naar iemand in verfijnde kleding? Die verfijnde kleding dragen zijn te vinden in de paleizen der koningen.”

De uiterlijke schijn en glitter van fijne kleding dragen en een luxueus leven in een paleis is de onuitgesproken wens van veel mensen. Waarom denk je dat er zoveel belangstelling blijft bestaan voor tv-uitzendingen over koningen, prinsen en prinsessen? Dit is de keuze van het ego dat zich graag voedt met materiële rijkdom en weelde. Gehechtheid aan een luxueus leven met macht en aanzien versperren ons de weg naar de stilte van de innerlijke burcht.

‘Alleen en van geen mens gestoord’, luisteren naar het ruisen van het ranke riet is een pure, authentieke ervaring. Eén worden met het ruisend riet doet je ego verdwijnen en geeft je voeling met de echte Levensbron.

31 De wind blaast waarheen hij wil

De reactie op een uitspraak die iemand letterlijk opvat, die uiteraard niet zo bedoeld is, kan erg grappig overkomen. Toen de jonge predikant tegen zijn volgelingen zei: “Als iemand niet wedergeboren wordt, kan hij het Rijk Gods niet zien,” nam de Farizeeër Nikodemus die uitspraak echt woordelijk op. Hij was zo in de war dat hij vroeg: ”Hoe kan een mens nu opnieuw geboren worden als hij al oud is? Kan hij soms in de schoot van zijn moeder terugkeren en opnieuw geboren worden?”

Om de niet zo snuggere Farizeeër een beetje op weg te helpen gaf de jonge predikant wat meer uitleg. Hij zei: “Wat geboren is uit het vlees is vlees, en wat geboren is uit de Geest is geest. Verwonder u niet dat ik zei: gij moet opnieuw geboren worden. De wind blaast waarheen hij wil: gij hoort wel zijn gesuis, maar weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat: zo is het met ieder die geboren is uit de Geest.”

Nu was de brave Nikodemus nog meer van streek. Iemand die volledig leeft in het materiële en zijn horizon beperkt tot het lichamelijke kan dat natuurlijk niet begrijpen. Er is een lange, moeizame weg af te leggen om spiritueel te groeien. Wedergeboren worden uit de geest kan pas na het verwerven van hogere graden van bewustzijn.

In christelijke religies wordt de wedergeboorte die de jonge predikant bedoelde, teruggebracht tot de bekering tot hun geloof. In de V.S. hebben, onder invloed van de evangelist Billy Graham, invloedrijke figuren zoals Bill Clinton en George Bush zich wedergeboren christenen genoemd. Uit onderzoek is gebleken dat die 'publieke weder geborenen' wel de electorale vruchten plukken van hun bekering. Het merendeel van de Amerikaanse kiezers vindt immers de religieuze overtuiging van hun president echt belangrijk. Maar deze moderne versie van ‘born again’, heeft meer te maken met het volgen van religieuze regeltjes en het hoog houden van uiterlijk schijn dan met het innerlijk proces van bewustwording. Als we kijken naar hun privéleven stellen we vast dat ze zich bezighouden met zelfverrijking, oplichting en buitenechtelijke relaties. Zoals de jonge predikant zei: ”Men kent de waarde van een boom aan zijn vruchten.”

Wedergeboren worden, of zich bekeren betekent letterlijk 'omkeren'. Op zoek gaan naar de innerlijke wereld. Voordien lag de klemtoon vooral op het succes in de buitenwereld dat men verworven heeft met materiële dingen zoals bezittingen, geld, titels, enz. Na een wedergeboorte gaat men bewust kiezen en gaat men de andere kant op. Wedergeboren worden of zich bekeren heeft weinig te maken met veranderen van geloof. Maar een nieuw geloof aannemen, of veranderen van geloof, heeft ten minste het voordeel dat men op weg is en zoekt.

De wedergeboren mens is een zoeker die zijn hele leven focust op de ultieme Levensbron. Hij zal zoeken en blijven kloppen op de deur tot hij Het uiteindelijk gevonden heeft. Wie volledig bewust is zoals een verlichte Meester wordt niet meer gestuurd door de ingeslepen gewoontes uit het verleden en vaart een koers die buitenstaanders helemaal niet kunnen begrijpen. Hij wordt onvoorspelbaar en onzichtbaar als de wind.

32 Zout der aarde

Zout is het meest gekende keukenkruid ter wereld. Het werd vroeger zelfs gebruikt als betaal- en ruilmiddel. Ons woord ‘salaris’ stamt trouwens af van het Latijnse woord salarium, dat zoiets betekent als ‘zoutrantsoen’ of ‘zoutstaaf’. Bij de Romeinen werden de soldaten en ambtenaren betaald met zout. Met zout, het ‘witte goud’, kan men de aanwezige smaken van het voedsel versterken waardoor ze beter tot hun recht komen. Het wordt toegevoegd aan allerlei producten om ze langer te bewaren en bederf te voorkomen. Voor de komst van koelkasten en diepvriezers was pekelen van vlees en vis een vaste gewoonte om eten langer te bewaren. Vergeleken worden met het zout der aarde is dus een prachtig compliment.

Zout staat voor trouw en het geeft kracht en smaak aan het leven. Wat bedoelt de jonge predikant dan als hij zegt tegen zijn volgelingen? “Gij zijt het zout der aarde. Maar als het zout zijn kracht verliest, waarmee zal men dan zouten? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen te worden en door mensen vertrapt te worden.” Hij geeft hiermee een dubbele boodschap. Enerzijds laat hij hen duidelijk voelen hoe belangrijk hun gedrag en voorbeeld zijn voor de medemens. Hun levenswijze moet inspirerend werken voor de anderen. Hun geest moet de andere mensen doordringen en verbeteren.

De jonge predikant geeft hiermee aan zijn discipelen het grootst geschenk dat men iemand geven kan, nl. totaal vertrouwen. Niets werkt zo stimulerend als een blijk van volledig vertrouwen van een autoriteit. Totaal vertrouwen hebben in de Levensbron en daardoor ook in zichzelf is het fundament. Alleen zij die volledig vertrouwen kunnen eerlijk zijn, dw. consistent in wat men denkt, zegt en doet. Mensen met totaal vertrouwen zijn verdraagzaam en oordelen niet over andere mensen. Ze zijn zachtmoedig en zullen anderen niet kwetsen. Ze leven in vreugde en zijn vrijgevig. Wie volledig vertrouwen heeft kent een eindeloos geduld en heeft het volste vertrouwen in de afloop. Zo iemand is trouw, kent openheid van denken en is vergevingsgezind.

Als tweede boodschap geeft hij mee dat ze blijvend hun kracht en enthousiasme moeten bewaren, want als het zout zijn kracht verliest, wordt het waardeloos. Blijvend enthousiast zijn is niet van zelfsprekend. Niets is zo gemakkelijk dan geleidelijk aan in alle stilte naar beneden te glijden en je te laten gaan. Die elementaire vorm van zelfdiscipline is eigen aan iedere mens die wil groeien in bewustzijn en zijn geestelijke verworvenheden wil delen met zijn medemens.

33 Klief hout en ik ben daar

Om zijn volgelingen te peilen en hen een dieper inzicht te geven in zichzelf vroeg de jonge predikant hen: Op wie gelijk ik; of wie ben ik; of wat zeggen de mensen wie ik ben. Een erg vreemd en mysterieus antwoord op een van die vragen vinden we in het Tomasevangelie. Hij zei: “Klief hout en ik ben daar. Hef de steen omhoog en u zult mij daar ontdekken.”

Met een alledaags idee van wat wij verstaan onder ‘ik’ is deze uitspraak onmogelijk te begrijpen. Als men weet dat een verlichte Meester zoals de jonge predikant vereenzelvigd is met de Oerbron van het leven kan men pas begrijpen wat hij bedoelt. Hij laat met deze uitspraak duidelijk verstaan dat hij geen afzonderlijk ‘ikje’ heeft maar één is met het Al. Het is niet zonder reden dat in alle religies het teveel belang hechten aan je ‘ik’ sterk werd veroordeeld. Je ‘ik’ tot ‘god’ verheffen zoals de Nederlandse dichter Herman Gorter was godslasterend. Hij dichtte ooit:” Ik ben een God in het diepst van mijn gedachten”. Dit is eigenlijk het toppunt van arrogantie en Ego-tripperij.

Volgens alle verlichte Meesters en mystici bereiken we pas het goddelijke in ons als het ego oplost in het Al. Een van de ergste verwijten die men iemand naar het hoofd kan slingeren, is: “Gij, dikke egoïst!” De opvatting van, je mag nooit alleen aan jezelf denken en moet nederig zijn en jezelf wegcijferen, zit in praktisch alle culturen ingebakken We vinden het zelfs onbeleefd wanneer een brief, of zelfs nog maar een zin, met "ik" begint. Alleen de Engelsen hebben daar blijkbaar geen moeite mee. Die schrijven “I” zelfs met een hoofdletter! Ook in gesprekken zal men zo weinig mogelijk “ik” gebruiken. Bij een opsomming zet men zichzelf als beleefde jongen steeds achteraan: dus Jef, Jan en ik. Als je koffie schenkt, bedien je eerst de anderen en als laatste jezelf... als er nog wat over is tenminste.

Een ‘Zoeker’ hecht zich niet aan zijn "ego" zoals men gehecht is aan bezit, macht en geld. Al onze “ikjes” zijn slechts middelen die men gebruikt om te groeien en om onze doelen te bereiken. Doe zoals Franciscus van Assisi: hij noemde zijn 'ik' steeds spottend 'Broer ezel'. Hier in het Westen leven de meeste mensen nog met een Godsidee als de almachtige Vaderfiguur daar ergens hoog boven in de hemel op zijn troon. Nochtans in mijn jeugdjaren, midden vorige eeuw, kregen wij al een antwoord dat in dezelfde richting wees als deze mysterieuze uitspraak. Jammer genoeg, werd het nooit zo geïnterpreteerd.

In die tijd moesten wij nog alle vragen uit de catechismus van buiten leren. Op de vraag waar is god, dreunden wij het antwoord: ’God is overal, in de hemel op de aarde en op alle plaatsen’. Toen werd ons nooit verteld als hij alom tegenwoordig is, vindt men Hem ook in de nerven van het gekloven hout, in de houtkevers en de nietige wormen onder een steen. In elke kiezel en ieder blad zit Hij. Iedere waterdruppel is vervuld van Hem. Maar het belangrijkste van allemaal is natuurlijk als Hij overal is, dan is Hij natuurlijk ook in mij aanwezig! Wie moeite heeft met deze laatste uitspraak zal deze gemakkelijker begrijpen als hij het woord God vervangt door ‘Levensbron’.

34 De lege kruik

Hoe maak je ongeletterde vissers en boeren duidelijk dat hun geestelijke weg naar bevrijding lang zal duren en het volledig opgeven van alle aardse gehechtheid verondersteld? De jonge predikant schotelt hen daarom een concreet verhaal voor om dit begrijpelijk te maken. Hij zegt:” Het heilsrijk van de Vader is te vergelijken met een vrouw die een kruik vol meel droeg en een lange weg aflegde. Het oor van de kruik brak af. Het meel verspreidde zich achter haar op de weg. Daar zij er zich niet bewust van was, maakte ze zich er ook geen zorgen over. Toen zij binnenin haar huis was aangekomen, zette zij de kruik op de grond. Zij ontdekte dat ze leeg was.”

Een vreemd verhaal, niet? Eerst krijgt men een gevoel van meelijden met die vrouw die de zware kruik vol meel een lange weg moet dragen en pas als ze thuiskomt ontdekt dat die leeg is. Het meel in de kruik staat symbool voor onze aardse bezorgdheid en gehechtheid aan materiële dingen. Wie op zijn lange spirituele weg langzaamaan die aardse gehechtheid verliest wordt leeg van binnen. Pas als men ‘leeg’ loopt zoals de kruik met meel, kan men echt thuiskomen. Verlost zijn van de materiële gehechtheid werkt bevrijdend.

De eenvoudigste en meest doeltreffende methode om ‘leeg’ te lopen is mediteren. Wie mediteert ziet langzaam aan de gedachtestroom verminderen en de hiaten tussen de verschillende flitsen in je brein worden groter en groter tot men uiteindelijk gedachteloos gewaar zijn bereikt. Voor wie ‘leeg’ loopt, staat de poort van het goddelijke op een kier open.

35 Belasting aan de Keizer

De Farizeeërs en Herodianen wilden de jonge predikant in de val lokken om hem uit te leveren aan het oppergezag van de Romeinse landvoogd. Ze stuurden enkele spionnen, vermomd als vrome handelaars, op hem af. De handelaars vroegen hem: “Meester, wij weten dat gij oprecht zijt en onomwonden de waarheid spreekt en onderwijst, want gij ziet de mensen niet naar de ogen, maar leert de weg van God in oprechtheid. Is het geoorloofd belastingen te betalen aan de keizer of niet? Zullen we betalen of niet betalen?

Maar de jonge predikant doorzag hun listig gedoe en antwoordde: ”Waarom probeert ge mij te vangen? Geef mij een denarie, dan zal ik eens zien. Zij deden het. De jonge predikant vroeg hun nu: ”Van wie is deze beeldenaar en het opschrift?”

Zij antwoordden: Van de keizer. Daarop zei de jonge predikant: “Geef die ene zijde die aan de keizer toebehoort aan de keizer en geef die andere zijde die aan God toekomt, aan God.” En ze stonden verwonderd over hem, zij lieten hem met rust en gingen heen.

De Farizeeërs hadden wat graag gehoord dat hij ‘nee’ had gezegd. De bevolking aanzetten om geen belasting te betalen aan de Romeinse overheerser, zou gezien worden als een daad van opstandigheid tegenover de Romeinse overheerser. Dan konden ze hem galant opruimen door hem te laten arresteren als oproerzaaier. Maar als hij ‘ja’ zou zeggen, wordt hij weggezet als verdediger van de gehate Romeinse bezetter. Als “ja”-zegger zou zijn autoriteit onder het Joodse volk volledig ondermijnd worden want dan konden ze hem beschuldigen van collaboratie met de Romeinse bezetter.

Met deze beroemde quote ‘geef aan de keizer wat aan de keizer hoort en aan God wat aan God toebehoort”…’ ontsnapt deze jonge predikant niet alleen aan hun dilemma, hij laat tevens duidelijk verstaan dat er eigenlijk twee werelden bestaan. Het rijk van de materiële wereld waar je belastingen betaald aan de seculiere machthebbers en overheden en een nog veel waardevoller rijk van de spirituele wereld. In plaats van hem in de val te hebben gelokt, bleven de geniepige valseriken zitten met een prachtige paradox

36 De verloren munt


Stel je even voor. De jonge predikant zit in het gezelschap van wat de goegemeente van toen het uitschot van de samenleving vindt: tollenaars en allerlei gespuis. Tollenaars, wat we nu belastingontvangers zouden noemen, hadden een zeer slechte reputatie. Ze foefelden met het geld van de brave burgers en gingen vaak in hun belastingwerk voor de Romeinse overheerser oneerlijk te werk. De Farizeeërs baden in die tijd dan ook: ‘God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar’.


In feite klinkt dit zgn. ‘gebed’ eerder als een vloek want het stinkt van de eigendunk en arrogantie: zo van, zie eens hoeveel veel beter ik ben dan de ander! Als deftige burgers keken zij dan ook van op afstand een beetje hautain en met veel misprijzen neer op de jonge predikant die zelfs samen at met al dat gespuis van de samenleving.

Om het deftig gezelschap duidelijk te maken dat dit zgn. ‘gespuis’ evenveel waard is als zij vertelt hij met luide stem, zodat ze het goed konden horen, de volgende parabel.


“Welke vrouw die tien munten heeft, steekt niet, als zij één munt kwijtraakt, een lamp aan, veegt niet het huis aan en zoekt niet zorgvuldig tot ze hem vindt? Als ze hem gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buren bijeen en zegt: 'Wees blij met mij, want ik heb de munt gevonden die ik kwijt was.'"

Die verloren munt was zo maar geen gewoon geldstuk.  In de tijd van de jonge predikant kreeg een jonge vrouw bij haar huwelijk een bruidsschat van tien muntstukken als cadeau. Die gift was zowel geldelijk als emotioneel van levensbelang. Ze vond dit muntstuk zo belangrijk dat ze het altijd in haar hoofddoek meedroeg. En nu was ze het verloren. Ze was dan ook bereid er alles voor te doen om dit verloren geldstuk terug te vinden.

De jonge predikant maakt via deze gelijkenis die arrogante toeschouwers duidelijk dat ook de zgn. ‘verloren munten’ uit de samenleving even veel waard zijn dan de andere en zelfs een feest verdienen als ze terug gevonden worden. Ieder mens is voor hem  evenveel waard. Die ‘verloren munten, verloren schapen of verloren zonen’ heten in moderne tijden: sukkelaars die niet weten van welk hout pijlen maken, clochards, drugsverslaafden, een berooide vent na een echtscheiding, een gevangene met levenslang, een migrant zonder inkomen, een verlamde in een rolstoel.


Als de vrouw haar verloren muntstuk gevonden heeft, is ze zielsblij en deelt haar vreugde met buren en vriendinnen. Zo is de schapenhouder dolgelukkig als hij zijn verloren schaap terug naar huis kan dragen en is de vader tot tranen toe bewogen en zielsgelukkig als hij zijn verloren zoon terug ziet thuis komen. Wie verloren en verdwaald was in duisternis zal uiteindelijk door de zorgzame Vrouw, de wakende Schaapherder of de liefdevolle Vader feestelijk ontvangen worden. Wie even verloren loopt en de weg kwijt is in de duisternis van het onbewuste, komt vroeg of laat terug op het lichtende pad van meer bewust leven.

35 Hij die zoekt zal vinden


Het Universum is het grootste magazijn ter wereld waarin we alles kunnen vinden wat we nodig hebben. We moeten het wel zoeken, of we moeten het wel juist vragen, of we moeten wel aankloppen aan de juiste deur.  De uitspraken van de jonge predikant: ”Hij die zoekt, zal vinden. En hij die naar binnen aanklopt, voor hen zal men open maken.” zijn zo ingeburgerd dat ze zelfs tot ons algemeen taalgebruik behoren. Hij zei ook althans volgens het Tomasevangelie: "Laat hem die zoekt, zonder ophouden zoeken, totdat hij vindt. En als hij vindt, zal hij in verwarring raken, en als hij in verwarring geraakt is, zal hij zich verwonderen, en hij zal heersen over het Al."

Ken je Percy Ross, de rijke Amerikaanse zakenman die als hobby had het geven van geld aan mensen die het echt nodig hebben? Hij is begonnen als zoon van een lompenverkoper die zonder scholing van alles ondernam tot hij uiteindelijk een succesrijke zakenman werd. Hij ging drie keer failliet maar werkte er zich telkens weer bovenop. Hij werd uiteindelijk steenrijk en amuseerde zich de laatste jaren van zijn leven door Sinterklaas te spelen en letterlijk zilveren dollars uit te delen aan mensen die het nodig hadden. Hij selecteerde uit de duizenden aanvragers om geldelijke hulp alleen diegenen die een duidelijk doel hadden en hun vraag goed hadden onderbouwd met degelijke argumenten. Hij heeft de uitspraak van de jonge predikant "Vraagt en gij zult verkrijgen” uitgewerkt in zijn boek ‘De kunst van het vragen’. Voor hem was geld een gereedschap dat mensen de gelegenheid geeft te delen. Geld was voor hem net als mest. Op een hoop helpt het niet groeien. Verspreid het ... en het brengt wonderen tot stand. In zijn boek stelt hij tien regels op waaraan een vraag moet voldoen om een succesvol antwoord te krijgen. Zijn tien regels hebben iets van de typisch Amerikaanse  ‘to do-lijsten. Niettemin: ze werken. En dat telt alleszins in de materiële wereld. Hij heeft het zelf toegepast in zijn leven en zo zijn levenswerk uitgebouwd. Als je de kunst van het vragen wil leren, volg dan zijn gouden tips:


*Weet wat je echt wil of wat je nodig hebt. M.a.w. zorg dat je een duidelijk en klaar doel voor ogen hebt. Durf te verlangen, wees niet bang voor grote ambitieuze doelstellingen. Bepaal wat je wil en houd eraan vast.

*Vraag het aan de juiste persoon en zorg voor een goede argumentatie.

*Leg uit waarom je hulp nodig hebt.

*Hanteer het waterpompprincipe: eerst een beetje water opgieten vooraleer het ding zelf water wil geven. Of gooi een klein visje in het water om een grote te vangen.

*Overwin de hindernissen om te vragen. Vooral voor mensen die angst hebben om te vragen; die angst hebben voor een NEE. Er is moed voor nodig om te vragen. Dit gaat in tegen je valse trots en is ook moeilijk voor mensen met weinig zelfrespect of met een minderwaardigheidscomplex. Zoek steun in de gedachte uit het volksgezegde: een nee heb je al, een ja kun je krijgen.

*Vraag op een creatieve manier.

*Zorg dat je vraag opvalt.

*Verzoek of nodig uit; maar ga nooit eisen of bedelen.

*Laat zien dat je mensen respecteert. Betoon respect, wees hoffelijk, respecteer etiquette.

*Ga van het “mij” over op het “wij-gevoel”.

 *En tot slot vraag ... en blijf vragen. Maak je behoeften kenbaar. Laat anderen weten wat u wilt, vraag hun hulp om je dromen te vervullen.


Deze praktische regels hebben ook hun waarde als men wil groeien in bewustzijn. Zoek en blijf zoeken, klop aan iedere deur en vraag aan het Universum en blijf vragen tot je uiteindelijk totaal in verwarring raakt en je ‘duistere nacht’ beleeft. Dan kun je zoals al diegenen die de verlichting hebben bereikt, verwonderd zijn en heersen over het Al. In gewone mensentaal wil dit zeggen: jou wil en de wil van het universum zijn dan één.

 

37 Lamp onder korenmaat


Even twee duizend jaar terug reizen in de tijd. Toen gebruikte men een korenmaat om de hoeveelheid graan te meten. De korenmaat was een grote bak, in den vorm van een trog met een inhoud van nagenoeg negen liter, op vier korte poten, waarin men het koren bewaarde. Als je die bak over een lamp zet, zie je niets meer. Als men je vraagt om je licht niet onder de korenmaat te zetten, bedoelt men dat je je kennis of vaardigheden niet moet verbergen, maar juist moet laten zien wat je weet en kunt. Je licht onder de korenmaat zetten, betekent je kennis voor jezelf willen houden en anderen niet willen helpen.


Wie zelfbewust is en weet zoals de jonge predikant, zal zijn kennis helemaal niet verbergen, integendeel. Het is uiteraard geen toeval dat hij zijn parabels vaak begint met: “Voor waar, ik zeg u.” Hij weet wat hij zegt. Punt. Voor sommigen klinkt dit arrogant en eigenwijs. Hij is zoals de zon die straalt en licht geeft aan alles en iedereen, zonder het minste voorbehoud.


Zo zegt de jonge predikant tegen zijn volgelingen: “Gij zijt het licht der wereld. Een stad kan niet verborgen blijven als ze boven op een berg ligt. Men steekt toch ook niet een lamp aan om ze onder een korenmaat te zetten, maar men plaatst ze op de standaard, zodat ze licht geeft voor allen die in huis zijn. Zo moet ook uw licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is.”


Het licht van een brandende lamp en de stad op een hoge berg zijn prachtige beelden om de kracht van het zelfvertrouwen en openheid te illustreren. De stad op een berg is al van ver zichtbaar en nodigt je uit om haar te bezoeken. Wees zoals een stad op een hoge berg en toon wat je te bieden hebt. Kruip niet weg met je talenten ergens in een hoekje waar niemand je zien kan, maar toon ze voor iedereen die er gebruik kan van maken. Deze parabel is een aanklacht tegen alle valse en nodeloze bescheidenheid. Wat je hebt, dat heb je; wat je kunt, dat kun je. Niet meer en vooral niet minder. Er is een duidelijk verschil tussen je ego opblazen en opscheppen over je kwaliteiten en gewoon uitkomen voor wat je wel kan en weet.

38 De vossen hebben hun holen


Toen een Schriftgeleerde aan de jonge predikant zei: “Meester ik zal u volgen, waar gij ook heen gaat, antwoordde deze: “ De vossen hebben hun holen, en de vogels uit de lucht hebben hun nesten, maar de mensenzoon heeft niets waar hij zijn hoofd op kan laten rusten”.


Ontnuchterend toch zo een antwoord. Hij maakt meteen duidelijk dat hij jou niets materieels te bieden heeft, zelfs geen onderdak. De jonge leraar predikt een innerlijke zoektocht waarbij men alles op alles zet. Geen compromissen. Gefocust op dit ene doel hecht hij zich niet aan materiële dingen zoals een woonplaats of een vast bed. Hij stroomt mee met het leven en hecht zich aan niets. Het bezitloos rondtrekken zonder vaste woonplaats dwingt hem om steeds alert en waakzaam te blijven. Een universele geest zoals die van de jonge predikant is overal thuis. Heel de wereld is zijn habitat. Hij vraagt dit ook van zijn discipelen zoals blijkt uit de volgende gesprekken.


Toen een andere van zijn leerlingen zei: “Heer, laat mij eerst teruggaan om mijn vader te begraven” antwoordde hij: ”Volg mij; laat de doden hun doden begraven, maar gij, ga heen en verkondig het Rijk Gods”.


Dit antwoord klinkt hard en harteloos. Als je eenmaal op zoek bent naar de Innerlijke Bron worden de zogezegd normale verwachtingspatronen van een mens stevig door elkaar geschud. De keuze voor de zoektocht naar de Levensbron is zo allesoverheersend dat gebruikelijke gewoonten moeten plaats maken voor het intensief zoeken. Zo antwoordde hij ook tegen een andere leerling die zei: ”Ik zal u volgen Heer, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten”.


Tot hem sprak de jonge predikant:” Wie de hand aan de ploeg slaat, maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods.”


Die radicale en harde antwoorden van de jonge predikant tonen hoe belangrijk het volgen van het gekozen doel is als je op weg bent naar de Innerlijke Bron. Alles moet er voor wijken: afscheid nemen van familie, zelfs de begrafenis van je overleden vader bijwonen.

39  Laat de kinderen tot mij komen


Toen de mensen kinderen brachten bij de jonge predikant met de bedoeling, dat hij ze zou aanraken, wilden zijn leerlingen dit voorkomen en wezen ze die bars af. Maar de jonge predikant riep ze bij zich, terwijl hij zei: ”Laat die kinderen toch tot bij mij komen en houdt ze niet tegen, want aan hen die zijn zoals zij, behoort het Koninkrijk Gods. Voorwaar, ik zeg u: wie het Koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er zeker niet binnengaan.”


In een samenleving waar vrouwen en kinderen nauwelijks rechten hadden, laat de jonge predikant zijn mannelijke leerlingen duidelijk voelen dat ook kinderen mensen zijn die alle aandacht moeten krijgen. Hij laat hen inzien dat de kinderen die nog niet geconditioneerd werden door de regeltjes van de samenleving veel frisser staan tegenover het leven dan de volwassenen.


In het Thomas-evangelie krijgen we een variant van dit verhaal dat heel andere klemtonen legt. Daar ziet de jonge predikant kleintjes die gezoogd worden door hun moeder. Hij zegt tot zijn leerlingen: Deze kleintjes die gezoogd worden, zijn te vergelijken met hen die binnengaan in het heilsrijk.


Net zoals in de parabel  over ‘de wind blaast waarheen hij wil’ komt er hier ook weer een leerling die deze uitspraak letterlijk neemt. Hij denkt dat hij als kleintje het heilsrijk zal binnentreden en vraagt aan de jonge predikant: “Zullen wij als kleintjes weer binnengaan in het heilsrijk?


Dan volgt een vreemd en mysterieus antwoord dat eigenlijk geen antwoord is op zijn vraag maar veel verder reikt. Hij zei: “Als u de twee tot één gemaakt hebt, en de binnenkant gelijk gemaakt hebt aan de buitenkant, en de buitenkant aan de binnenkant, en de bovenkant aan de onderkant, en als u het mannelijke en het vrouwelijke tot één enkel iets laat worden zodat het mannelijke zich niet mannelijk en het vrouwelijke zich niet vrouwelijk maakt, en als u ogen laat zijn waar een oog is, en een hand waar een hand is, en een voet waar een voet is, en een beeld waar het om beeld gaat, dan zult u binnengaan in het heilsrijk.”


Dit is een schitterend antwoord dat duidelijk maakt dat de jonge predikant een echte, mystieke meester was.  Hij laat ondubbelzinnig verstaan dat ons enge begrip van bewustzijn, dat zogezegd alleen in onze hersenen schuilt, in ons hele lichaam zit. Het bewustzijn wordt allesomvattend als we ‘ons oog laten waar een oog is, of ons hand waar ons hand is’. Ons totaal bewustzijn zit in elke cel van ons lichaam. In het DNA van elke cel schuilt het geheugen van duizenden generaties. We moeten alleen nog leren om er naar te luisteren. 


‘Een hand een hand en een voet een voet laten zijn’, klinkt onbegrijpelijk en voor sommigen zelfs onnozel, maar heeft eigenlijk een zeer diepe betekenis. Wij leven mentaal zo verdeeld en vanuit een beperkt ego dat we niet meer beseffen hoe afwezig we zijn uit ons hele lijf. In extreme omstandigheden worden we soms geconfronteerd met de veel ruimere mogelijkheden waarover ons lichaam beschikt. Tijdens de grote hongersnood in Stalingrad toen de uitgehongerde mensen zelfs het behang van de muren trokken om de lijm van het papier te kunnen oplikken, werden de mensen zo sensitief dat ze zelfs roken als een voetganger op de andere kant van de straat voedsel bij zich had.


Binnenkant en buitenkant laten overeen stemmen is één zijn, is authentiek zijn, is geen schijnvertoning houden.  “What you see is what you get.” Door het opheffen van de polariteiten jing -yang kan men één worden. Het vrouwelijke en mannelijke gelijk stellen was toen revolutionair. Het werd hem door de patriarchaal ingestelde cultuur in die dagen niet in dank afgenomen.


Als volwassenen zijn wij geconditioneerd door de wetten en regeltjes van onze samenleving waarin we opgroeien. Het spontane, frisse van de kinderen is grotendeels verdwenen .Wij leven in ons hoofd en worden in ons doen en laten gedicteerd door ons ego. Zonder het te beseffen wordt ons leven ingeperkt door het denken en de controle van ons ego. Die zware beperkingen beletten ons om het volle leven te ervaren. Ons lichaam is tot veel meer in staat als we ons niet laten beperken door wat het hoofd dicteert.  Dat blijkt overduidelijk als we die twee even langs de zijkant schuiven en ons lichaam autonoom laten beslissen zonder tussenkomst van het ego.

40 Vrouwen


De jonge predikant leefde in een Joodse, patriarchale en mannelijke gemeenschap. Vrouwen hadden toen zoveel rechten als kinderen en slaven. Ze kregen volgens mannen geen ander recht dan het aanrecht. Ze waren hun bezit, zo simpel was het. Vrouwen moesten hun man gehoorzamen, in alles wat hij zei of deed. Ze hoefden geen godsdienstige plichten te vervullen en menstruerende vrouwen mochten door de reinheidswetten niet eens in de tempel komen. Vrouwen werden dood gestenigd bij overspel, terwijl mannen zich konden amuseren met een niet getrouwd meisje zonder echtbreuk te plegen om de simpele reden dat die jonge meid nog niet tot een andere man behoorde. Hij vergreep zich immers niet aan het bezit van een ander! Het arrogante en exclusieve superioriteitsgevoel van de Joodse man uit die tijd komt duidelijk tot uiting in zijn dagelijks gebed: Geprezen zijt Gij, o God, dat Gij mij niet als heiden, slaaf of als vrouw geschapen hebt.


Als we de omgang van de jonge predikant met vrouwen in die vrouwvijandige tijden bekijken, blijkt pas hoe revolutionair hij was. Om zijn reactie op vrouwen beter te begrijpen zijn enkele rechtzettingen misschien wel op hun plaats. Al eeuwenlang, en nu nog, geeft de Rooms Katholieke kerk een vertekend beeld van de jonge predikant. De christelijke traditie heeft ons steeds het beeld getoond van een jonge, celibataire man, leider van twaalf apostelen, uiteraard allemaal mannen.


Van het feit dat hij niet getrouwd was, werd nooit enig historisch bewijs gevonden. Hoe kon de jonge predikant vrijgezel geweest zijn in een Joodse gemeenschap waar alle 'normale' mannen getrouwd waren? Het zou abnormaal geweest zijn dat een gezonde man niet gehuwd was in de Joodse gemeenschap van die tijd. In de evangeliën van Tomas, Maria Magdalena en dit van Filippus staat duidelijk dat de jonge predikant Maria Magdalena zijn levensgezellin was en haar op de mond kuste tot ongenoegen van de overige apostelen. Zij was een uitverkorene apostel bij de groep van Jezus en werd slecht aanvaard door Petrus en Andreas. ”Jezus hield op een andere wijze van Maria dan van de andere leerlingen en hij kuste haar vaak.” Volgens het evangelie van Maria Magdalena was zij een ingewijde en tevens de metgezellin van de jonge predikant. Zij onderrichtte de andere apostelen in de dingen die zij alleen van hem had geleerd, iets wat door het mannenkliekje van vissers niet in dank werd aanvaard.


Een pas opgedoken stuk papyrus uit de vierde eeuw geeft zwart op wit dat de jonge predikant wel degelijk getrouwd was. Op het piepkleine stuk papyrus in Egyptisch, koptisch schrift dat Karen King, professor theologie uit de Verenigde Staten, op een Romeins Congres voorlegde staat, “Jezus zei tot hen, mijn vrouw ...”. Uit het evangelie van Filippus concludeert deze theologe: “Het huwelijk van Jezus en Maria Magdalena is zowel echt als geestelijk effectief.”


De hoge waardering van de jonge predikant voor de vrouw blijkt overduidelijk uit zijn reactie op een uitspraak van Simon Petrus die nog volledig leefde in een door mannen overheerste Joodse samenleving. Petrus  zei: ”Dat Maria van bij ons wegga. Want de vrouwen zijn het leven niet waardig.”


Het antwoord van de jonge predikant op deze denigrerende opmerking van Petrus is subliem. Hij waardeert Maria niet alleen als een volwaardig persoon maar laat duidelijk blijken dat hij haar op een hoger spiritueel niveau kan brengen. Hij zei:  Kijk, ik zal haar aantrekken om haar mannelijk te laten zijn, zodat zij zelf een levende geest zij die op ons mannen lijkt. Want elke vrouw die zich vermant zal binnentreden in het rijk der hemelen.” Het is een overbekend thema bij spirituele groei dat mannen hun vrouwelijke eigenschappen en vrouwen hun mannelijke kant moeten ontwikkelen en integreren tot een geheel. De twee tegenpolen yin en yang moeten zich verenigen tot één volmaakte harmonie om de hoogste graad van bewustzijn te bereiken.


De jonge predikant leefde volgens hogere, menselijke normen dan die uit de bestaande Joodse cultuur in die tijd. Dat blijkt ook overduidelijk uit de reacties van zijn discipelen toen hij een uitvoerig gesprek had met een Samaritaanse vrouw. Zijn leerlingen waren verwonderd dat hij met een vrouw sprak. Er staat niet dat zij verwonderd waren omdat hij met een Samaritaanse sprak, want in die tijd waren er geen contacten tussen Joden en Samaritanen, maar wel dat hij met een vrouw sprak. Dat was: ‘not done’. Dus de jonge predikant overstijgt hier twee sterke vooroordelen uit de toenmalige Joodse gemeenschap: hij praat wel met een vrouw die bovendien nog een Samaritaanse blijkt te zijn.


Nog een frappant voorbeeld van zijn waardering voor de vrouw wordt duidelijk bij de zalving te Betanië door Maria. In het huis van Lazarus die de jonge predikant uit de doden had opgewekt, werd ter ere van hem een maaltijd gegeven. Marta bediende en Lazarus lag met hem aan tafel. Maria nam een pond nardusbalsemolie, echte en heel kostbare, zalfde daarmee zijn voeten en droogde ze af met haar haren. Het huis hing vol balsemgeur. Maria voelde duidelijk aan dat de jonge predikant als spirituele leider belangrijker was dan een aardse koning en gebruikte als eerbetoon de duurste nardusolie om zijn voeten te balsemen.

Daarop zei Judas Iskariot: ”Waarom is die balsem niet verkocht en het geld aan de armen gegeven?”

De jonge predikant zei hierop: ”Laat haar begaan. Zij heeft dit gebruik onderhouden vooruitlopend op de dag van mijn begrafenis. Want de armen houdt gij altijd bij u. Mij echter niet altijd.”


Hij aanvaardt niet alleen dat Maria hem die eer betoont maar laat hieruit ook duidelijk blijken dat haar liefde voor hem als Verlichte Meester belangrijk is in haar spirituele ontwikkeling,  Ja zelfs belangrijker dan geld schenken aan de armen.


Ook zijn antwoord op de spontane reactie van een volksvrouw uit de menigte die de jonge predikant blijkbaar erg knap vond is tekenend voor zijn missie. Een volksvrouw riep naar hem: “Gelukkig de schoot die u gedragen heeft en de borsten die u gevoed hebben.”


Waarop de jonge predikant antwoordde: “Veeleer gelukkig die naar het woord van God luisteren en het onderhouden”.


Dat hij steeds duidelijk laat verstaan dat de spirituele ontwikkeling van een mens door de universele wetten te onderhouden veel belangrijker is dan je fysisch voorkomen, blijkt ook uit zijn reactie uit het volgende voorval. Zelfs de klassieke familiale banden zijn volgens hem als gangmaker naar de ultieme Levensbron ondergeschikt aan zijn opdracht. Een juiste hiërarchie van waarden zoals trouw aan de wil van de Vader is belangrijker dan loyaliteit met familieleden, zelfs je eigen moeder. Alleen in die context kan men de volgende gebeurtenis begrijpen.

“Terwijl Hij nog tot het volk sprak gebeurde het dat zijn moeder en broeders buiten stonden om te trachten met Hem te spreken.

Iemand kwam hem nu zeggen: ”Uw moeder en broeders staan daar buiten en willen u spreken”. Maar hij antwoordde aan degene die Hem dit kwam zeggen: ”Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders? En met een gebaar naar zijn leerlingen zei Hij: ”Ziedaar mijn moeder en mijn broers, want mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder zijn zij die de wil voltooien van mijn Vader in de hemel”.


Zijn missie de mensen helpen om hogere graden van bewust zijn te verwerven staat torenhoog vooraan en ook boven familiale verplichtingen. De wil van de Ultieme Levensbron volbrengen is voor hem prioriteit nummer één.

41 Gist in Brood


Mensen hebben de gewoonte om de universele wetten vanuit hun eigen, kleine wereld te willen verklaren. Zelfs elementaire wetenschappelijke feiten worden nog steeds niet geïntegreerd in ons dagelijks bestaan. Zo spreken wij nog altijd van een zonsopgang en een zon die ’s avonds daalt en onder gaat. We houden die illusie al eeuwenlang in stand. Je hoeft geen kosmoloog te zijn om te weten dat onze zon rustig op haar plaats blijft staan en dat die zogenoemde ondergaande zon het gevolg is van het draaien van ons aardbolletje.


Om temperaturen te beoordelen gebruiken wij onszelf als maatstaf.  Wij hebben het over koude en warme temperaturen. Natuurkundig gesproken, bestaat koude niet eens. Dit is een uitvindsel van de mens die zichzelf als norm neemt. Temperaturen die onaangenaam zijn voor ons lichaam noemen we koud. Zo vinden we ook temperaturen boven de 40°C of hoger heet. Feitelijk bestaat er alleen energiewarmte die in min of meerdere maten aanwezig is. Bij min 273,15°C liggen alle moleculen stil en hebben we het absolute nulpunt bereikt. Koude is gewoon afwezigheid van warmte.


Zo denkt de mens ook dat duisternis bestaat. Je kunt geen potje duisternis mengen met een potje licht. Dat duisternis gewoon afwezigheid is van licht bewijst een simpel brandend kaarsje in een pikdonkere kelder die op slag de hele ruimte verlicht.


Zoals duisternis en koude het gevolg zijn van afwezigheid van licht of warmte, zo is al de ellende in de wereld die mensen elkaar aandoen terug te brengen tot het enge bewustzijn van ons ego en afwezigheid van liefdevol bewustzijn. Haat, nijd, jaloersheid en al die scheve ondeugden komen voor bij onbewust en liefdeloos gedrag. De grootste misdaad van de mens is onbewustheid. In de ‘goeie ouwe tijd’ noemden ze dat: in zondigheid leven. Maar de woorden ‘zonden’ en de eraan gekoppeld ‘schuld’ worden beter uit het woordenboek geschrapt en vervangen door onbewust gedrag en zijn gevolgen. De ellende die deze twee, zwaarbeladen woorden hebben veroorzaakt, is niet te overzien. Ze hebben al eeuwenlang generaties van miljoenen mensen uit de christelijke wereld getiranniseerd en klein gehouden. In plaats van mensen met deze morele chantagewoorden onder de knoet te houden zou men beter luisteren naar de boodschap van de jonge predikant, hij zei:” Het heilsrijk van de Vader is te vergelijken met een vrouw: zij nam een weinig gist, stopte het in het deeg, maakte daarvan grote broden. Wie er oren naar heeft, hij hore.”


Enkele gram gist is niets in vergelijking met de drie maten meel waarin het verwerkt wordt, maar toch zal het heel het deeg doen rijzen. De zorgzame vrouw die gist gebruikt om harde broden luchtig en goed verteerbaar te maken, symboliseert de bewuste, liefdevolle aandacht. Gist zet suiker om in alcohol en koolzuurgas. Het koolzuurgas vormt belletjes in het deeg, die niet kunnen ontsnappen. Deze ontelbare belletjes duwen het deeg omhoog. Tijdens het bakken vervliegt de alcoholdamp en het koolzuurgas. De belletjes zorgen voor de luchtige gaatjes in het brood. Maak van jezelf een luchtig en goed verteerbaar brood door te groeien in bewustzijn en in liefde.

Wie constant de universele warmte van de levensbron ervaart kan niet haten, jaloers, of kwaadaardig zijn voor zijn medemens. Dat is uitgesloten. De volledig kille en harteloze mens, of de volledig onbewust levende mens, kan best een degelijke dosis van deze speciale ‘gist’ gebruiken.