“Even a worm an inch long has a soul half an inch long”
Boeddhistisch gezegde
Dat we door ons beperkt bevattingsvermogen Het Onnoembare niet kunnen definiëren, is natuurlijk geen schande, integendeel. Laten we als denkoefening voor één keer God reduceren naar een meer menselijke maat. We brengen de Eeuwige terug tot een zichtbare, voelbare en hoorbare 'miniversie', nl. de totaliteit van 'De Natuur' hier op aarde. We maken er dus een erg concrete god van in tijd en ruimte die zelfs gehoorzaamt aan de wetten van oorzaak en gevolg. Dit is niet eens zo een vreemde gedachte, want de grote Griekse filosoof Aristoteles en Spinoza stelden de wereld al gelijk aan God en volgens de grootste Duitse schrijver Goethe is de wereld een uitstraling van God. We bezorgen Moedertje Natuur dus voor even de allerhoogste status. We reduceren de Oneindige en Almachtige Schepper tot een van zijn kleinste, maar wel zichtbare en te kennen materialistische creatie: de natuur van onze wonderbare aardbol met zijn 7,7 miljard mensen.
Wie moeite heeft met het idee van "De Schepper" mag dit woord gerust vervangen door 'Het Bestaan, Het AL of Tao of ...'. We vergeten even dat ons aardbolletje niet zo uniek is in het heelal. Alleen onze Melkweg telt al elf miljard aardachtige planeten. Onze zon is niet bijzonder want er zijn duizenden andere zonnen waarvan de meesten nog veel groter. Zelfs ons sterrenstelsel is niet het enige. Volgens moderne astronomen is de kans zelfs groot dat ook ons universum helemaal niet zo bijzonder is, maar gewoon één van de vele. Ons voorstellingsvermogen van al die duizelingwekkende sterrenstelsels in een uitdeinend heelal vol met zwarte gaten gaat ons voorstellingsvermogen ver te boven.
Als we ten volle beseffen dat we slechts eendagsvliegen zijn in het onmetelijke universum, begrijpen we beter de gevolgen van ons al te eng godsidee. Als we de Schepper van al die universa beperken tot het denk-beeld: 'de Natuur' hier op aarde, blijkt al vlug uit de hierna volgende voorbeelden dat we zelfs die erg concrete, gereduceerde minigod van de Natuur niet alleen slechts zeer beperkt kennen, maar bovendien er een totaal vertekend beeld van hebben.
Het oorspronkelijk werk van Linnaeus 'Systema naturae' gepubliceerd in 1758, waarin zowel planten, dieren en zelfs mineralen hun naam kregen, wordt als beginpunt van de zoölogische nomenclatuur aangenomen. Die initiële cataloog van Linnaeus telde slechts twintig duizend soorten. Sindsdien is het aantal beschreven soorten praktisch exponentieel gestegen.
De laatste schattingen houden het nu op nagenoeg vier à zes miljoen levende wezens op onze aardbol, waarvan er slechts 1.400.000 daadwerkelijk beschreven zijn. Vooral in de tropische wouden leven nog veel beestjes en planten die nog hun goedgekeurd biologisch portret moeten krijgen. Zoals altijd heeft men veel meer interesse voor de vrije soorten en wordt er slechts sporadisch aandacht gegeven aan parasieten. Er bestaan minstens vijftig percent meer parasieten dan gewervelde dieren, nl. nagenoeg 75.000 versus 45.000. Maar men schat het totaal aantal parasieten nog veel hoger tot zelfs 300.000, omdat er heel wat vissoorten en zeldzame diersoorten niet of onvoldoende onderzocht zijn op hun parasitaire fauna.
Zelfs echte natuurliefhebbers weten ontzettend weinig van de natuur en hebben zonder het te beseffen een sterk vertekend en eenzijdig beeld. Meestal blijft hun kennis beperkt tot de zichtbare en mooie, of interessante aspecten van de natuur zoals vogels, bloemen of vlinders. Als je een echte natuurliefhebber bent, stel jezelf dan de vraag: hoeveel nachtvlinders ken ik? Van de meer dan 2300 vlinders in onze vlinderfauna ken je hooguit enkele tientallen dagvlinders van de nagenoeg 70 soorten in onze contreien. Wat vele natuurliefhebbers zelfs niet eens weten is dat van de 2300 vlinders in de Nederlanden er maar liefst 2200 tot de nachtvlinders behoren. Slechts enkele specialisten die met nachtvallen vlinders onderzoeken hebben een elementaire kennis van dit verborgen leven van nachtvlinders. Ook voor die specialisten blijft die kennis grotendeels steken in het opsommen van enkele wetenschappelijke namen. Zelfs hun huidige kennis stelt letterlijk niet veel voor. Het voorbeeld van de nachtvlinders toont overduidelijk aan dat we nauwelijks iets weten van die verborgen en duistere kant van de natuur.
Als we in Google het woordje 'natuur' intikken en dan kiezen voor 'afbeeldingen', krijgen we een prachtige selectie van landschappen, watervallen, bergen, rivieren, mooie bloemen, vogels en zoogdieren, maar geen enkele foto van een ziek of misvormd dier wordt getoond. De beelden die Google geeft als model voor 'de natuur' komen uiteraard sterk overeen met het idee van 'natuur' zoals het bij de meeste mensen leeft. De mooie plaatjes geven een ideaalbeeld van het romantisch idee van de ongerepte wildernis die nog nooit door mensen werd beroerd.
Het is ontluisterend vast te stellen hoe weinig we eigenlijk weten van 'de natuur'. De gewone burger beseft niet eens hoe eenzijdig en vals dit beeld wel is. We kijken nog naar de natuur zoals sommige tweejarige kleuters naar de mens kijken. Kleuters tekenen mensen als koppoters, dwz een hoofd met vier lijntjes eraan vast die de armen en benen moeten voorstellen. Pas later wordt het beeld vervolledigd tot een figuur met lichaam, kop, armen en benen. Zo kijken wij volwassenen naar de natuur. Wij zijn voor 95% blind voor de echte natuur. Zelfs van de fauna in ons eigen huis kennen we hooguit enkele spinnen en vliegjes van de meer dan vijfhonderd soorten die Amerikaanse onderzoekers registreerden in de woningen die ze onderzochten. De overgrote meerderheid van de levende wezens zoals insecten, wormen, mijten of eencelligen komt niet eens aan bod.
De selectie van foto's over de natuur geven een bevooroordeeld en vertekend beeld. Alleen mooie landschappen, kleurrijke vogels en dansende vlinders krijgen aandacht. Onder de hoofdding 'Natuur' zal men geen rottende lijken of uitgemergelde dieren en planten vinden en zeker geen parasieten. Het beeld van een idyllische natuur zonder ziekte en stervende dieren, dodelijke parasieten en wormen wordt door de media in stand gehouden en dat is zwaar fout omdat het niet klopt met de werkelijkheid. In de 'romantische natuur' wordt meer gestorven dan geleefd. In elke levend bos zijn er min of meer 15 à 20 percent zieke en stervende bomen. Wij zien ook de zieke dieren niet die zich verbergen om te sterven. Kleinere 'beestjes' sterven met miljoenen en slechts enkele blijven in leven. Van de miljoenen vruchtbare eitjes die een spoelworm produceert komt er hooguit één besmettelijke larve op een miljoen tot leven in een nieuwe gastheer. Al de andere 999.999 sterven af door droogte, hitte of komen nooit in de geschikte gastheer. Onze interesse voor dieren groot en klein wordt vooral bepaald door hun nuttigheid, schoonheid en hun knuffelgehalte. Koeien geven melk en vlees en zijn dus nuttig voor de mens. Kleurrijke vlinders die sierlijk rondfladderen en vogels die zingen en fluiten hebben onze sympathie.
Het is ook geen toeval dat de panda, de knuffelbeer bij uitstek, als symbool staat voor het Wereld Natuurfonds. Het houden van dieren is afhankelijk van de 'snoezigheids respons', dwz. in welke mate lijken ze op baby's zoals panda's en poesjes met grote ronde ogen en zachte contouren. Beestjes die niet aan die criteria beantwoorden zoals ratten en muizen noemen we 'on-gedierte', net zoals de kruiden die we toevallig niet lusten, het etiket 'on-kruid' krijgen. Ze laten ons koud en onverschillig en worden meedogenloos geweerd en bestreden.
Dit is nog meer het geval voor het grootste deel van de wormen, insecten, spinnen en mijten en zeker als die toevallig ook nog parasiet zijn bij mens of dier. Bij Jan met de Pet leeft het idee dat dieren in de vrije natuur allemaal blaken van gezondheid. Dat denkbeeld wordt nog versterkt door al die prachtige natuuruitzendingen op tv van ‘National Geographic’ of zoals de BBC reeks 'Planet Earth' waar je alleen maar de uitzonderlijke schoonheid van al die wilde dieren kunt bewonderen. Dat romantisch idee wordt door vele natuurliefhebbers alleszins onbewust in stand gehouden. Ze willen persé het idee van de ideale, ongerepte natuur veilig stellen. In dat denkbeeld is geen plaats voor zieke, wilde dieren.
Ook in vakbladen voor natuurliefhebbers komen alleen knappe foto's van dieren met daaronder hoogstens enkele lijntjes tekst om de lezer toch maar niet te vermoeien. De tijdschriften worden mooi gestroomlijnd door designers en natuurfotografen en dat lokt volk naar de natuurshow. Ook die vakbladen geven jammer genoeg een vertekend en vals beeld van de natuur. Het is allemaal te mooi, de inhoud te braaf. Het natuurbeeld is er een zonder ziekten, doden, ongedierte en parasieten die het leven van andere planten of dieren verminken en doen rotten.
Een van de mooiste harmoniemodellen in de natuur is een bijenvolk. Het lijkt één en al orde, netheid, sociaal gedrag van allemaal gezonde beestjes die in een volmaakte harmonie samenleven. De werkelijkheid ziet er wel een beetje anders uit. Alle vormen van misdadigheid waaraan de menselijke gemeenschap zo rijk is, vindt men in primitieve vorm ook terug bij onze lieve bijtjes: moord, roof- en strooptochten, spionage en hoererij. Het oude idee van trouwe bijen die braafjes terug naar dezelfde korf of kast terugkeren, klopt bij nader onderzoek langs geen kanten. Prof. D. Sulimanovic uit Zagreb heeft aangetoond dat van 15 tot 28% van de bijen verloopt en in andere korven of kasten terechtkomt.
Honkvaste bijen bestaan er wel in vele handboeken over bijen die vrolijk de ideeën van Von Frisch hebben overgenomen zonder ze zelf te controleren. Ook honingbijen worden op hun erg kort leven van nog geen twee maanden soms behoorlijk ziek. Dat alle bijen gezond zouden zijn, gelooft alleen maar een groene stadsburger die nog nooit een bij met kromme vleugels heeft gezien. Dat het ideaalbeeld van gezonde bijtjes kunstmatig wordt hoog gehouden, kwam pijnlijk tot uiting bij mijn bezoek aan het bijenteeltmuseum van Kalmthout. Alles over bijen kan je er vinden van oude korven tot afgeleide producten van honing, maar niets over bijenziekten. Toen ik aan de conservator vroeg naar de platen met afbeeldingen over bijenziekten, kon hij alleen gegeneerd vertellen dat ze die wel hadden, maar die bewust hadden weggelaten uit de tentoonstelling. Om het imago van honing als een puur natuurproduct niet te schaden, hadden ze liever geen vieze, zieke bijen met vervormde vleugels of door smerige diarree vervuilde achterlijven.
Bijen spelen ongevraagd de rol van ambassadeur uit de ideale wereld van de zuivere natuur. Imkers die hele volken zien verdwijnen door de Varroa-mijt, of waarvan de kasten uitgedund worden door Amerikaans vuilbroed, kalkbroed en Nosema weten wel beter.
Als er overdag toevallig een egel in je moestuin komt, weet dan, dat het beestje waarschijnlijk niet optimaal gezond is. Gezonde egels tonen zich nauwelijks of niet overdag. Veel egels, soms tot tachtig percent, zijn besmet met longwormen. Daarenboven zitten ze vol vlooien, vliegenmaden en teken. De egelteek speelt trouwens een belangrijke rol in het in stand houden van het tekenbestand dat ook mensen besmet. Door al die parasieten en vooral ook door een tekort aan voedsel vriest een aantal egels gewoon dood in hun winterslaap. De jonge egeltjes die in de late herfst te weinig wegen, halen de volgende lente niet.
Drie vierde van wat het levenslicht ziet in de lente is al dood in de herfst. Geruisloos verdwijnen de embryo’s, de te zwakke jongen, de zieke en gekwetste dieren. Wat overblijft en boven de woelige levenszee uitsteekt, is het tipje van de ijsberg.
Het is maar een worm.
In de theorie is de leeuw de koning der dieren; in de praktijk is het de worm"
Alexander Swietochowski, ideoloog van het Poolse positivisme
Als je alle mineralen van de hele wereld zou verwijderen, blijft er volgens de Amerikaanse bioloog N.A. Cobb alleen nog een holle bol over, gevormd door een netwerk van wormen. Wormen leven van pool tot evenaar met triljoenen in de bodem, in het water, in planten en bomen, in dieren en mensen, maar we kennen ze niet. Wormen, ook de parasitaire wormen in mens en dier, behoren tot de meest succesvolle overlevingskunstenaars in de natuur. Het is uiteraard geen toeval dat wormen, een van de belangrijkste groepen van dierlijke wezens in de natuur, nauwelijks of helemaal niet bekend zijn bij de gewone burger. Ze horen thuis bij het uitschot van het dierenrijk. Ze zijn synoniem geworden voor verderf, verrotting en ziekten. Iets goeds vertellen over die vieze wormen lijkt een onmogelijke opdracht. Bepaald mooi zijn ze niet. Schitterende kleuren hebben ze ook al niet. Zingen, zoals vogels, kunnen ze evenmin. In tegenstelling tot panda’s of koala’s zijn het geen knuffeldiertjes, hun aaibaarheidsfactor is nul komma nul. Viespeuken zoals parasitaire wormen bij mens en dier worden pas zichtbaar als je ze aantreft in uitscheidingsproducten van het lichaam, zoals stinkende uitwerpselen, plakkerig slijm of de vieze troep van zuur riekend braaksel.
Ons dagelijks taalgebruik illustreert overduidelijk onze negatieve associaties met wormen. 'De worm zit erin' betekent: het deugt niet. En de uitdrukking 'het is maar een worm' wil gewoon zeggen: het is maar een minderwaardig wezen. Als die worm dan ook nog een parasiet is die mens of dier veel misère bezorgt, dan heb je wel het allerlaagste bereikt. Wormparasieten hebben kortom alles tegen en worden daarbij geassocieerd met allerlei vreselijke ziekten. Niet verwonderlijk dat Herodes, de grote moordenaar van de onnozele kinderen uit Bethlehem, moest sterven aan de verschrikkelijkste pijnen, veroorzaakt door wormen in zijn vitaalste lichaamsdeel. Hij had niet alleen koorts, hevige huiduitslag en ontsteking van de ingewanden, maar zelfs een verrotting van zijn genitaliën waarin wormen krieuwelden. Volgens de eerste christenen waren de wormen het instrument van Gods wraak op deze kindermoordenaar. Het begrip 'worm' is een verzamelbak voor allerlei langwerpige, kronkelende beestjes. Zowel een regenworm als een made van een insect in een appel als echte parasitaire wormen behoren tot dit allegaartje.
Die negatieve appreciatie voor wormen wordt helemaal niet gedeeld door wetenschappers. Die zijn eerder vol bewondering voor die zogenaamd simpele diertjes. Sinds Sydney Brenner in 1960 de genetica begon te bestuderen van de kleine grondnematode, het aaltje Caenorhabditis elegans, zijn er nu al meer dan duizend wetenschappers die het 'knocking out-model' gebruiken om meer te leren over de wetmatigheden in biologische systemen. Zelfs middelen tegen Alzheimer, zoals de extracten van Ginkgo biloba, worden uitgetest op dit wormpje. Deze kleine rondworm van ongeveer één mm lang en bestaand uit slechts een duizendtal cellen, is inmiddels een van de best bestudeerde en gedocumenteerde levende wezens ter wereld geworden. Het menselijk genoom telt nagenoeg eenentwintig duizend genen, dit kleine wormpje telt er negentienduizend. Voorts verlopen de biologische basisontwikkelingen bij zowel gewervelde dieren als eenvoudige wormen vrijwel op dezelfde manier. We hebben veel meer gemeen met primitieve wormen dan we ooit konden vermoeden. We leren ontzettend veel over erfelijkheid en verouderingsprocessen. Dankzij dit wormpje hebben we een beter inzicht in ontwikkeling, groei, geprogrammeerde celdood, geslachtsbepaling en gedrag.
Volgens een oud Chinees gezegde zou elke welgestelde burger eigenaar moeten zijn van minstens drie wormen. In onze oren klinkt die uitspraak een beetje absurd. Niet voor de oude Chinezen. Voor hen was het vanzelfsprekend dat een welgestelde burger zijn voedselrijkdom best kon delen met enkele mindere wezens zoals wormen. Gastheer spelen voor parasieten was voor die Chinese voorouders een teken van luxe: men had te veel en kon dat best delen met andere levende wezens.
Ook in centraal Afrika hebben de mensen een veel tolerantere houding tegenover parasitaire wormen. Zo is in Angola de worm het nationale symbool van de Angolezen. Om het met de woorden van hun minister van gezondheid te zeggen: “Een Angolees zonder wormen, dat is geen Angolees”. Dat was tenminste het antwoord van deze man aan dr. Paul Janssen na een symposium om eradicatieprogramma’s op touw te zetten met mebendazole in het hele land om de bevolking te bevrijden van de parasitaire wormen.
Voor ‘beschaafde westerlingen’ die een beetje vanuit de hoogte die Afrikaanse houding primitief vinden, is het goed om weten dat het hier in Europa vroeger niet beter was. Zelfs in de geneeskunde werden hier spoelwormen gebruikt. Ze werden eerst netjes gedroogd en daarna verpulverd. Het verkregen poeder was uiteraard ideaal om zijn gelijke te behandelen en werd dus als wormmiddel gebruikt. In China werden wormextracten gebruikt tegen verschillende aandoeningen zoals ontstoken oogleden en anale fistels. De wormen werden eerst zorgvuldig proper gewassen, droog gebakken in een pan boven een vuur en daarna fijn gemalen als remedie tegen steenpuisten. Het vorige recept vermengd met een beetje vet en in kleine pillen gedraaid, was in China ook een afrodisiacum. Men bracht voor de coïtus een fijn pilletje in de urethra van de penis zodat die stijf werd en langer in erectie bleef. Deze pikante en eerder grappige ‘faits divers’ uit het rariteitenkabinet van de medische literatuur tonen enigszins aan dat wormen niet altijd synoniem waren voor ellende.
Hoe langer, hoe meer wordt het feit dat parasitaire wormen alleen maar schadelijk zouden zijn voor hun gastheer in twijfel getrokken. Onderzoekers uit vroegere eeuwen zoals Avicenna, Roederer en Abildgaard suggereerden al dat wormen niet altijd schadelijk waren; integendeel, ze zouden erg nuttig zijn om excessief voedsel te verteren en de darmbewegingen te stimuleren. Meer en meer wint de hypothese veld dat we veel te ‘clean’ leven waardoor ons immuunsysteem de nodige uitdagingen mist. Onze levenswijze in het Westen wordt te hygiënisch waardoor ons immuunsysteem ofwel onvoldoende impulsen krijgt om zich goed te ontwikkelen, ofwel overactief reageert zoals bij chronische inflammatoire darmziekten (IBD). Vroeger had bijna iedereen af en toe parasieten zoals wormen, luizen of vlooien en leefden we in een veel smeriger omgeving. Het water werd niet gezuiverd, de melk niet gesteriliseerd, de lucht niet gefilterd. Ondertussen zijn in de beschaafde westerse wereld auto-immuunziekten de laatste vijftig jaar sterk gestegen. Bij 3 tot 5% van de inwoners uit de VS komen al ernstige vormen van auto-immuunziekten voor. Nu beweren sommige onderzoekers dat een beperkte besmetting met wormen tijdens de jeugdjaren eerder goed is voor de mens.
Men heeft vastgesteld dat in ontwikkelingslanden waar het grootste deel van de bevolking besmet wordt met wormen er weinig of praktisch geen auto-immuunziekten voorkomen. Een aantal vergelijkende studies lijkt dit vermoeden te bevestigen. Zo komt bij volwassenen uit Ethiopië, Brazilië, Venezuela en Gambia die besmet zijn met rondwormen bijna geen astma voor. Schoolkinderen uit Gabon met bloedleverbotten hebben veel minder last van allergische reacties veroorzaakt door stofmijten dan kinderen die vrij zijn van die wormen. Multiple sclerose komt praktisch niet voor bij zigeuners, Eskimo’s, Bantoes en is zeldzaam bij inlandse bevolkingsgroepen in Azië en Amerika. Zouden wormen ons dan toch beschermen tegen auto-immuunziekten? Alleszins hebben enkele recente studies aangetoond dat wormen erg nuttig zijn in de behandeling van inflammatoire darmziekten Vooral de inflammatoire darmziekten zoals de ziekte van Crohn en ulceratieve collitis komen bij de zgn. primitief levende volkeren niet voor.
Ook in de diergeneeskunde is dit fenomeen gekend. Varkens met zweepwormen onderdrukken veel beter besmettingen met bacteriële en protozoaire kiemen dan wormvrije varkens. De kiemen die normaal in de darmcellen zouden dringen en inflammatoire reacties zouden uitlokken worden blijkbaar afgeblokt. Hoe sterker de immuniteitsreactie op de parasieten, des te sterker is het anti-inflammatoire effect.
De bewondering voor primitieve levensvormen neemt nog toe naarmate je de uitzonderlijke levenswijze van de parasitaire wormen beter leert kennen. Veel soorten maken zeer ingewikkelde migratietochten door hun gastheer. Sommige houden het vol in de meest extreme omstandigheden, zoals in het zure milieu van de maag of in de urine. Gaapwormen kunnen leven in de luchtpijp van fazanten zonder buiten te waaien bij stormkracht 10 als de vogels hoesten om die parasieten uit te drijven. Parasitaire wormen blijven overeind als hun gastheer ze met alle mogelijke middelen tracht kwijt te raken, bijvoorbeeld door vasten of door het eten van planten met wormafdrijvende eigenschappen. Zelfs als het hele immuunsysteem van de gastheer, al of niet geholpen door een vaccin, in actie komt tegen de inwendige wormparasieten, blijven er nog altijd voldoende over om de soort voort te zetten.
Wie op zoek is naar zijn schaduwkant heeft er alle belang bij om deze paria's uit het dierenrijk beter te leren kennen. Misschien begrijpen we pas ten volle wat dit betekent als we eens een nachtelijk bezoek hebben gekregen van enkele bedwantsen in een hotelbed, of een teek zich heeft volgezogen met ons bloed. Beeld je maar even in dat je hoofd of schaamstreek vol luizen zit, of je darmen volgepropt zijn met grote spoelwormen, of dat je blijvend reumatisch klachten hebt door de ziekte van Lyme. Geen betere leermeesters om je nederig te maken dan parasieten. Ze maken het ideale plaatje van alles wat mooi en goed is volledig zwart. Parasieten zorgen voor al wat lelijk, vuil en vies is. Ze drukken je met je neus in stinkende fecaliën of groene slijmen. Ze laten je ongevraagd kennis maken met zuur riekend braaksel of etterende wondvocht. Parasieten leven als minuscule monsters goed verborgen en doen hun vernietigend werk in alle stilte. Ze hebben tijd zat. Geen haastig gedoe. Geduldig en grondig peuzelen sommige hun gastheer op tot hij als een wrak in elkaar stuikt.
De Engelse parasitoloog Dr Angus Dunn zei ooit: “ Parasitologists start as scientists but inevitably become philosophers”. Het kan ook moeilijk anders. Men wordt als parasitoloog geconfronteerd met de meest extreme levensomstandigheden die je van de ene verbazing in de andere doen vallen. De parasitaire levensvormen zijn zo verscheiden en soms zo extreem dat men vol bewondering staat voor al die vindingrijkheid van die zogenaamde ‘gedegenereerde’ beestjes om toch te overleven.
Men kan als bioloog alleen maar gefascineerd kijken naar die kleine monstertjes die krieuwelen onder de microscoop. Anderzijds verafschuwt men de ravage die ze aanrichten bij mens of dier. Die verborgen profiteurs hebben een ellenlange lijst van de meest moorddadige ziekten op hun kerfstok zoals malaria, slaapziekte, rivierblindheid, olifantenziekte, huidmadenziekte, enz. een hele encyclopedie vol.
Parasieten bevolken mijn denkwereld en ik heb ze geleidelijk toegevoegd aan mijn vriendenkring en wijze raadgevers. Het zijn mijn goeroes geworden. Ze hebben mij geleerd zelfs verachtelijke vijanden en ongedierte te aanvaarden zoals ze zijn. Parasieten die we bij het uitschot van het dierenrijk klasseren, maken pas het plaatje van het grote Dierenrijk heel. Ze behoren net zoals de panda of de tijger tot het Grote Geheel. Het accepteren van parasieten zoals ze zijn, is voor de mens een interessant hulpmiddel om in harmonie te leven met de grote levenssymfonie waar we deel van uitmaken.
Men kan het oneens zijn met de soms verwaande stijl van Paul Watson, ecologist en medestichter van Greenpeace en oprichter van Sea Shepherd, maar vaak legt hij de vinger op de tere plekken in ons natuurbeeld. Zo ook met zijn uitspraak: "Wormen zijn belangrijker dan mensen". Iedereen met een beetje gezond verstand hecht meer belang aan diversiteit dan aan ons eigen egoïstisch belang. Hij zegt: "De reden is simpel, wormen kunnen op de aarde overleven zonder mensen, maar wij kunnen niet overleven zonder wormen. Wij hebben hen nodig, zij ons niet. Wij hebben bijen, insecten, bacteriën en vissen nodig, zij hebben de mens niet nodig. Zij zijn dus belangrijker. Het is een menselijke fout te denken dat wij het centrum van het universum zijn".
Gertrude Stein zal het mij wel niet kwalijk nemen dat ik haar beroemde dichtregel "A rose is a rose is a rose” voor de gelegenheid wijzig in: Een worm is een worm is een worm. Klinkt minder poëtisch maar het geeft zeer goed het basisidee weer van “AANVAARD WAT IS ZOALS HET IS”. Volwassenheid betekent de werkelijkheid zien zoals ze is. Psychisch gezonde mensen aanvaarden complexloos de dingen van het leven zoals seks, ontlasting, menstruatie of ouder worden en jawel ook wormen. Zichzelf actualiserende mensen gaan altijd uit van het devies: eerst de feiten. Niet oordelen, laat staan veroordelen vooraleer men voldoende degelijk feitenmateriaal heeft verzameld. Ze zullen het valse, het onechte en onoprechte in zichzelf en in andere mensen gemakkelijker onderkennen. Met emotionele afkeer en vooroordelen tegen parasieten komen we inderdaad geen stap verder. Ook onze houding tegenover parasieten en wormen verdient een objectieve en wetenschappelijke aanpak.
Reuk is ons meest primaire zintuig. We zeggen in het Nederlands: “Ik kan hem niet rieken of zien”. Er staat heel duidelijk eerst rieken en dan pas zien. Parasitologen, die uren met hun neus boven schotels vol warm water hangen waarin verdunde fecaliën of open gesneden darmen liggen, leren er mee leven. Iedere nieuwkomer in het labo van parasitologie ondervindt tijdens zijn eerste werkweken dat coprologie een mooie benaming is voor mestonderzoek. Elke maandagmorgen bij het betreden van het labo kruipt de warm, weeë geur in je neus. De eerste weken heb je het daar behoorlijk moeilijk mee. Bij je thuiskomst heeft zelfs vrouwlief last van de scherpe geur van proefratten die in je kleren is blijven hangen. Een laboratorium van parasitologie is natuurlijk geen parfumwinkel, maar het maakt ons duidelijk dat ook rins riekend braaksel, stinkende uitwerpselen of rottende lijken bij onze minigod Natuur horen.
Uit het scheppingsverhaal in de Bijbel blijkt dat: ‘alles in de schepping goed was’. Die simpele waarheid van aanvaard al wat is, krijgen de meeste mensen jammer genoeg niet verteerd. Ze willen alleen de mooie kanten van het leven behouden en passen die ook toe bij hun zelf gecreëerd godsbeeld. Je weet wel, de lieve beminnelijke vaderfiguur met lange baard daarboven op zijn troon. Ze verwerpen of verdringen het kwaad, het lelijke, de ziekte, pijn en leed. Al eeuwenlang strijden gelovige mensen met het dilemma: hoe kan een liefdevolle God zoveel ellende in de wereld toelaten. Waarom creëerde hij een schepping vol wormen met ziekten zoals pest en malaria? Uiteraard ontstaat dit dilemma omdat de mensheid al generaties lang een zelf gecreëerd godsidee heeft gekoesterd dat pijnlijk in conflict kwam met de bestaande werkelijkheid.
Het ‘God is dood’-idee van Nietzsche betekent alleen: het door hemzelf geconcipieerde godsidee op basis van de boekgodsdiensten Christendom, Jodendom en Islam klopt niet met de ervaren werkelijkheid. Niet de wereld moet veranderen, maar wel de ‘krank van zinnen’ zijnde mens Nietzsche met al zijn vooropgezette ideeën. Onze opvattingen over God groeien in de mate we zelf groeien in bewustzijn. Vroeger lachten we vrolijk met de domme mensen uit het Oude testament omdat ze een gouden kalf aanbaden in plaats van de ware God. Dat gouden kalf werd stilaan vervangen door een ‘onzichtbare kalf’: het zelf gecreëerde godsidee. Mensen hebben dit mentale beeld op eigen maat gemaakt. Zelfs op het niveau van een volk krijgt dit gecreëerde godsidee een eigen en gevaarlijk gezicht. De ‘Got mit uns’ voor de Duitsers is niet de ‘God save the queen’ van de Engelsen en ook niet de ‘God bless America’ van de Amerikanen en zeker niet de 'Allah is groot'. Die bekrompen mentaliteit is niet alleen dom maar ook verschrikkelijk arrogant en egocentrisch.
Men beseft beter hoe dwaas deze creatie van het ego is als men de mens in het Universum terugbrengt tot zijn ware proporties. Ons bekrompen egootje in het universum is als een onooglijk zandkorreltje dat denkt de Mount Everest te moeten vertellen hoe hij er zou moeten uitzien. Het is even arrogant als het druppeltje zeewater dat de oneindige oceaan zou willen dicteren hoe hij zich gedragen moet. Bij de eerste aardbeving of zware storm verliest dit ‘zandkorreltje’ of die ‘druppel’ dan zogezegd zijn geloof in God. In feite heeft ons al te beperkt ego die tweespalt veroorzaakt en is het eigenlijk een pure vorm van zelfbedrog.
Het leren aanvaarden van al dat wriemelend wormgedierte en er de schoonheid van inzien brengt ons een stukje dichter bij het Grote Geheel. Wijsheid wordt pas verworven als men naast de schitterende voorkant, ook de donkere achterkant van het leven leert aanvaarden als behorend tot het grote geheel. Maarten ’t hart beschrijft in zijn boek “Ratten” hoe zijn houding tegenover de vieze, vuile ratten die iedereen alleen maar wil doodslaan stilaan wijzigde in een houding vol bewondering voor die uitzonderlijke dieren.
Zo kan iedere parasitoloog die intens met zijn vak bezig is, alleen maar vol bewondering naar parasieten kijken. Hij wéét dat de mooiste bloemen groeien op de mesthoop. Hij beseft dat schoonheid en harmonie geboren worden uit de synthese van tegengestelden. In het verre Oosten geldt dit voor de heilige lotus. Die goddelijke bloem straalt van schoonheid boven op het wateroppervlak en begroet de zon terwijl ze met de wortels in drek en modder staat. Schoonheid en harmonie komen pas bovendrijven als twee tegengestelden zich verenigen. Misschien zijn de Oosterse denkbeelden met al hun verschillende godheden, vergeleken met ons enge, mannelijke godsbeeld uit de Bijbel beter aangepast aan de bestaande werkelijkheid. Hun goden van 'opbouw en vernietiging' komen veel dichter bij de realiteit. In de natuur vindt men evenveel afbraak als opbouw. Geweld, zelfs bruut geweld is een belangrijk onderdeel in de dynamiek van moeder aarde.
Wormen ‘goeroes’ noemen, klinkt al te rationele mensen misschien erg vreemd in de oren. Maar dat hoeft niet, integendeel. Wormparasieten hebben mij geleerd dat we nauwelijks iets weten van de duistere achterkant van de medaille van het leven. Ze hebben mij laten aanvoelen dat zelfs het leven van wormparasieten een groots mysterie is waar je alleen maar met bewondering kunt naar kijken.
De grote astronoom Eddington heeft ooit gezegd dat het bestaan één groot spinnenweb is. Als je het ergens aanraakt, trilt het overal. Het is een geheel. Door het bestuderen van wormen en andere parasieten leert men gevoeliger worden voor het allesomvattende spinnenweb waarmee mensen en dingen met elkaar verbonden zijn. De Alwijsheid zit ook verborgen in miezerige wormpjes. Ook zij dragen alle intelligentie van het hele universum in zich, net zoals planten, dieren en mensen. Moderne genetici die vooral het wormpje Caenorhabditis elegans onderzoeken, zullen dat graag volmondig bevestigen.
Mijn 'wormgoeroes' brachten mij dichter bij de minigod Natuur en gelukkig ook dichter bij het 'Grote Geheel'. Beseffen dat we slechts een heel klein en miniem deeltje kennen van de minigod natuur, kan ons doen inzien hoe verwaand het is als mens om het grote Geheel te willen vangen in een zelf gecreëerd denkbeeld dat we 'God' noemen.
Literatuur:
Böhme,J: Het leven voorbij de zinnen. (De Vita Mentali). Altamira, Heemstede (1989) , 83 blz
Dunn, A.:Veterinary Helminthology, William Heinemann Medical Books LTD, London, 1969, 302 blz Hawking, S.: Het Universum. Uitg. Bert Bakker Amsterdam, 2001, 224 blz Janssens; P.G., Vercruysse,J & Jansen, J;: Wormen en wormziekten bij mens en huisdier. Uitg. Samson Stafleu, Alphen aan den Rijn/Brussel, 1989, 375 blz
Laszlo, E: Het Akashaveld. Verbinding en geheugen in kosmos en bewustzijn. Ankh-Hermes bv. Deventer. 2007, 176 blz
Linnaeus, C,.: Systema naturae per regna tria naturae : secundum classes, ordines, genera, species, cum characteribus, differentiis, synonymis, locis., 10th edition, Lars Salvi, Stockholm, 1758
Rochette, F.: Gestoken of gebeten. Medisch belangrijke insecten, spinnen en mijten. Uitgeverij De Boeck, 3de druk 2016, 220 blz
Rochette, F.: Leven met parasieten, KNNV Uitgeverij, Zeist, 2012, 224 blz Rochette, F.: Parasieten bij mens en dier, Uitg. Anoda, 2015, 184 blz
Zimmer,C.: Parasite Rex. Inside the bizarre world of nature's most dangerous creatures. Arrow Books. 2000, 298 blz
Meest recente reacties
23.05 | 13:29
Heb een aantal ongeveer 10 cm lange dunne vuur-rode wormen in mijn vijver gevonden Heb ook een foto maar rode kleur is niet duidelijk.
27.07 | 12:00
Mooie website
25.07 | 13:42
heb nog snel je tekst eens doorgenomen en heb besloten een paar door jou geciteerde auteurs eens grondiger te lezen. is dat niet positief???
27.11 | 10:53
Zeer origineel. Fantastisch
42 De raven zij zaaien niet, zij maaien niet.
Een parabel die erg moeilijk te ‘verteren’ valt, is deze: “Kijk eens naar de vogels. Ze zaaien niet, ze maaien niet en ze bewaren geen voorraden in schuren.” De jonge predikant voegde eraan toe: ”Wees niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult eten.” Ha neen, hoor ik je al zeggen! Ieder mens met gezond verstand in zijn hoofd denkt dadelijk: kijk maar naar wat er gebeurt met mensen die er maar op los leven en alles laten waaien. Vroeg of laat worden ze geconfronteerd met de simpele waarheid van ‘de krekel en de mier’ en moeten ze gaan bedelen, lenen of stelen om in leven te blijven.
Zelfs mensen die verschrikkelijk hun best deden, werden in de geschiedenis niet gespaard van hongersnoden. Door oorlogen, extreme weersomstandigheden, plantenziekten, massaal optreden van plaagdieren, armoede en zelfs door een belegering of een bewuste politiek van uithongering werden hele volkeren getroffen door hongersnoden waardoor miljoenen mensen gestorven zijn in de grootste ellende. Je moet daarvoor zelfs niet eens in het verleden of in onderontwikkelde landen gaan zoeken. Zelfs nu, leven miljoenen mensen met een hongerige maag en kunnen hun kinderen niet voldoende voeden om gezond groot te worden. Het “wees niet bezorgd van wat je gaat eten” komt hard aan bij die mensen.
En dat vogels en andere dieren niet bezorgd zouden zijn en geen voorraden voedsel zouden aanleggen, klopt natuurlijk ook niet met de werkelijkheid. Niet alleen eekhoorns leggen een wintervoorraad aan om de barre wintertijd te doorstaan. Ook hamsters, muizen en ratten hamsteren noten en vruchten net zoals sommige vogels. Gaaien verzamelen in september tot oktober massaal eikels. Die worden eerst één voor één in de krop verzameld en dan vliegt de gaai met die eikels in de krop en één in de snavel naar zijn leefgebied om ze in de grond te verstoppen als wintervoorraad. Een gaai verstopt elke herfst zo maar liefste enkele duizenden eikels weg in de grond. Zo helpt de gaai bij het heraanplanten van bossen want de eikels die in de winter niet worden teruggevonden, groeien soms uit tot een nieuwe eik.
Zelfs de raven die de jonge predikant expliciet vermeld in deze parabel met ‘de raven, ze zaaien niet en maaien niet en hebben geen voorraadkamer of schuur’, hamsteren net zoals de kauwen en eksters wel voedsel voor de winterperiode. Vinken, kepen, boomklevers en mezen doen dat ook door het verstoppen van beukennootjes.
Wat bedoelt de jonge predikant dan met deze uitspraken? “Wees niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult eten en ook niet voor uw lichaam, wat ge zult aantrekken. Het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding. Hoeveel meer zijt gij dan de vogels! Trouwens, wie van u is in staat met al zijn tobben aan zijn levensweg een el toe te voegen?”
Hij voegt eraan toe om zijn uitspraak te verduidelijken: “Let eens op de bloemen, hoe zij groeien: zij spinnen noch weven. Toch zeg ik u: zelfs Salomo in al zijn pracht was niet gekleed als een van hen. Als God nu het veldkruid, dat er vandaag nog staat en morgen in de oven wordt geworpen, zo kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen. Vraagt dus ook gij niet, wat ge zult eten en wat ge zult drinken, en wees niet ongerust. Want dat alles jagen de heidenen in de wereld na. Uw vader weet wel, dat gij dat alles nodig hebt. Maar zoekt dan zijn Rijk, dan zullen die dingen erbij gegeven worden.”
De sleutel om deze parabel te begrijpen ligt in de uitspraak dat je als kleingelovige die alleen maar bezig is met het najagen van materiële noden het vertrouwen mist in de krachten van dit universum. Je dagelijkse behoeften aan materiële dingen verdwijnen in het niet als men op zoek gaat naar de hogere vormen van bewustzijn. De levenswijze van de jonge predikant die zelfs geen steen had om zijn hoofd op te laten rusten en van zoveel heiligen bewijzen maar al te zeer dat men met minimale materiële behoeften volmaakt gelukkig kan leven.
Sint Franciscus, die eerst als zoon van een rijke koopman er op los leefde, koos na krijgsgevangenschap en langdurige ziekte voor een nieuw leven. Een leven in dienst van ’Vrouw Armoede’ en zorg voor de melaatsen. Hoe rijk hij was als mens blijkt maar al te duidelijk uit zijn uniek en wondermooi gebed.
Heer, maak mij tot instrument van uw vrede:
laat mij liefde brengen waar haat is,
eenheid waar mensen verdeeld zijn,
vergiffenis aan mensen die zwak zijn,
laat mij hoop geven aan wie niet meer hoopt,
geloof aan wie twijfelt;
laat mij licht brengen waar het duister is
en vreugde waar mensen bedroefd zijn.
Heer, help mij
niet zozeer om zelf gelukkig te zijn als om anderen gelukkig te maken;
niet zozeer om zelf begrepen te worden als om anderen te begrijpen;
niet zozeer om zelf getroost te worden als om anderen te troosten;
niet zozeer om bemind te worden als om te beminnen;
want als ik geef, zal mij gegeven worden,
als ik vergeef, zal mij vergeven worden,
als ik sterf, zal ik voor eeuwig leven.