4 Caleidoscoop van Godsideeën

Als men een degelijk antwoord wil vinden op een moeilijke vraag gaat men op zoek naar de beste van de klas. Wil je iets weten over schaken, zoek dan een schaakmeester. Wil je de waarde van een viool schatten, vraag het dan aan een topviolist en niet aan een beginneling die nog met de strijkstok over de snaren krast. Klinkt erg logisch, maar in onze huidige samenleving die door de media gedomineerd wordt, krijgt men veel antwoorden van mensen die geen kennis hebben van het onderwerp of het zelfs ronduit haten, maar die het gelukkig wel goed kunnen zeggen. Dat levert altijd goede tv-fragmenten of radioboodschappen op. Denk maar even aan al de goedkope onzin die moderne 'stand up commedians' over God en zijn volgelingen de wereld in blazen.

In de loop van de geschiedenis hebben een aantal grote geesten zoals filosofen, schrijvers, wetenschappers en kunstenaars die onze westerse beschaving in hoge maten hebben beïnvloed, getracht te omschrijven wat 'God' betekent voor hen. Misschien kan een kleine selectie van hun opvattingen ons beperkte 'Godsidee' verruimen. Zoals de Duitse natuurkundige en grondlegger van de kwantumtheorie Max Planck, zei: Het kan geen toeval zijn dat alle grote denkers van alle tijden diep religieuze zielen waren. Misschien kunnen ouwe knarren zoals Bach, Shakespeare en Leonardo da vinci, die nog niets eens konden fietsen, nooit naar de radio hebben geluisterd en zelfs niet eens konden telefoneren of sms-en ons wel iets leren over God.

Laten we beginnen met de filosofen, zeg maar de 'vrienden van de wijsheid'. Eén van de grootste filosofen was Immanuel Kant (1724 -1804). Zijn leven werd beheerst door de rede. Hij is nooit getrouwd en leefde zo ordelijk en stipt dat de buurvrouwen hun klok konden juist zetten op het tijdstip dat hij passeerde bij zijn dagelijkse wandelingen. Het summum voor Kant was de opperste rede en dus kon de Allerhoogste in zijn ogen niet minder zijn. Hij stelde: " God is opperste Rede". Zo een uitspraak is natuurlijk niet te verwonderen van iemand die met zijn meesterwerk 'Kritik der reinen Vernunft' de filosofie fundamenteel vorm heeft gegeven. Kant toonde duidelijk aan dat je met de zuivere rede het bestaan van God niet kunt bewijzen maar ook niet kunt weerleggen. Omdat er nog andere redenen kunnen zijn om in een god te geloven, bleef hijzelf niettemin wel theïst.

"God is Wil" stelde Arthur Schopenhauer (1788 -1860). Niet toevallig was zijn meesterwerk: "Die Welt als Wille und Vorstellung". Arthur was nogal sceptisch en stelde: "Indien God deze wereld geschapen heeft, dan zou ik geen God willen zijn. Deze wereld is zo vol van miserie en ellende dat mijn hart ervan breekt", maar op zijn sterfbed gaf hij ootmoedig toe: “Als je pijn lijdt, is een filosofie zonder God onvoldoende.

Volgens G.W.F.Hegel (1770-1831) is 'God de Universele Geest'. De toenmalige omschrijving van een 'oneindig wezen' zoals we dat ook in onze catechismus leerden, kon niet volgens hem omdat de beschrijving 'wezen' al een beperking insloot.

Volgens de Franse filosoof en Nobelprijswinnaar voor de literatuur Henri Bergson (1859-1949) is de kijk op de wereld van de wetenschappers te eenzijdig analytisch en daardoor zet ze de wereld stil. In zijn hoofdwerk 'L'évolution créatrice' werkte hij vooral de metafysische manier uit, waarbij de wereld in zijn scheppende dynamiek wordt bekeken. God is volgens hem dan ook de steeds scheppende, creatieve energie, of 'l élan vital'.

Paul Tillich (1886-1965) geldt als een van de belangrijkste theologen van de twintigste eeuw. Hij nam afstand van de traditionele opvatting van een mensvormige, "persoonlijke" God. Hij noemt God de 'Uiterste Werkelijkheid'. Dit idee is voor de traditionele gelovigen moeilijk te verteren. Wie kan er nu bidden en contact zoeken met de 'onpersoonlijke' kosmos of 'de uiterste werkelijkheid'?

De meer recente omschrijving van de theoloog Hans Küng (1928) geeft een moderne versie van het oude catechismusantwoord. Hij noemt God een realiteit die het waarneembare overstijgt, de laatste oergrond en ultieme bestemming van het Zijn, een scheppende kracht die ook vandaag nog werkzaam is in mens en wereld.

De Nederlandse wiskundige en filosoof Emanuel Rutten (1973) werd vooral bekend met zijn studie naar argumenten voor het bestaan van God. Hij definieert God als een lichaamloos bewustzijn en de eerste oorzaak van de wereld. God als eerste oorzaak, dus zelf onveroorzaakt en bovendien de directe of indirecte oorzaak van alles wat buiten God bestaat. God is een immaterieel bewustzijn, dus een subject en geen object, een iemand in plaats van een iets.

Dit select gezelschap van filosofen uit de Westerse cultuur die interessante ideeën hadden over God, kan gemakkelijk uitgebreid worden. Zelfs de Britse filosoof Bertrand Russell kon het als atheïst niet laten om 'zijn God' te definiëren, want zei hij, als God zou bestaan dan zou het een differentiaalvergelijking moeten zijn. Of wat had u anders verwacht van een groot wiskundige?

Al vanaf de middeleeuwen hebben de grootste kunstenaars via woord, beeld, muziek of door de bouw van kerken en kathedralen getracht hun religieuze gevoelens te uiten. Wat betekende God in hun leven? De eerste grote componisten zoals Palestrina, Orlando di Lassus schreven overwegend religieuze muziek. De wereldse en kerkelijke vorsten waren trouwens de belangrijkste opdrachtgevers voor kunstenaars.

Ook J.S. Bach (1685-1750) was afhankelijk van deze broodheren. Zijn muziek geldt nu nog steeds als hoogtepunt van kerkmuziek. Het bestaan van God was voor de diep gelovige Bach zo vanzelfsprekend dat het zijn hoogste doel was om kerkmuziek te creëren tot meerdere eer en glorie van God. Hij ondertekende dan ook vaak zijn composities met "Soli Deo gloria ".Zijn muziek (cantates, Johannes-Passion, Matthäus-Passion) schept een volmaakte sfeer van harmonie en geeft mensen een sterk gevoel van eenheidsbeleving.

Wolfgang Amadeus Mozart (1756–1791) werd katholiek opgevoed door zijn strenge leermeester en vader Leopold Mozart. Naar zijn vader schreef hij ooit in een brief:"In alles wat ik doe, heb ik steeds God voor ogen. Ik ben zo religieus dat ik nooit iets zal doen dat ik niet voor de hele wereld zou doen. Vrienden die geen religie hebben, kunnen niet lang mijn vrienden blijven". Zijn toetreding tot de vrijmetselaars belette niet dat hij het christelijk gedachtegoed trouw bleef ondanks zijn moeilijkheden met kerkelijke overheden en opdrachtgevers. Mozart kan het best omschreven worden als een vrij denkende katholiek die een persoonlijke relatie had met God. Mozart componeerde meer dan 60 sacrale muziekstukken, met als laatste net voor zijn dood, het onvoltooide requiem. Hij ondertekende sommige partituren met Wolfgang, Mozart, Amadeus, Theophilus, Gottlieb, dus met driemaal dezelfde gedachte: 'houden van God'.

Ludwig van Beethoven (1770-1827) worstelde met existentiële vragen en zocht gedreven naar een intellectueel en emotioneel aanvaardbare invulling voor het Godsbegrip. Hij bewonderde de schoonheid van de natuur en dat vormde de basis voor zijn lofprijzingen van de Schepper. Beethoven zocht wijsheid in het Oosten en hield van oude hindoeteksten. Vooral het idee van een zuiver en onveranderlijk bewustzijn als resultaat van onthechting en innerlijke stilte vond hij interessant. Op zijn werktafel lagen oude tekstfragmenten zoals:

* "Ik ben wat is"

* "Ik ben alles wat bestaat, wat was en wat zal worden". Geen sterfelijk mens heeft ooit mijn sluier opgelicht. God is uitsluitend zichzelf, en aan dat Ene zijn alle dingen hun bestaan verschuldigd".

Ook het rijtje componisten dat God een centrale plaats gaf in hun leven kan gemakkelijk uitgebreid worden.

Joseph Haydn, de vader van de symfonie schreef veel religieuze muziek. Hij deed steeds zijn beste kleren aan vooraleer hij begon te componeren. Hij zei dan:"Ik ga communiceren met God en daar hoort de gepaste kledij bij".

Anton Bruckner schreef 'kathedralen van muziek' zoals zijn elf symfonieën, Te Deum's, missen en koorwerk. Zelfs moderne componisten zoals o.a. Parvo Pårt, die zichzelf schertsend "The God Squad" (de brigade van God) noemen, schrijven nog echt religieuze muziek.

In een voordracht van Rik Torfs, gewezen rector van de KUL, over P.P. Rubens stelt hij: "Kunst voert naar geloof omdat de mengeling van vrijheid en transcendentie die haar kenmerkt tegelijk ook naar het hart van de religiositeit voert." Kunst drukt niet slechts heimwee uit naar God maar ze is ook de weg naar Hem. Vooral religieuze kunst brengt ons dichter bij het Grote Mysterie. Bieden de grootste kunstenaars uit de Westerse samenleving ons meer inzicht?

Hoe dacht een supergenie Leonardo da vinci (1452 -1519), een van de intelligentste mensen die ooit op deze aardbol hebben rondgelopen, over God? Leonardo was een 'self made man' en liet alle oude geschriften en Bijbelse teksten links liggen en baseerde zijn oordeel op eigen waarnemingen en experimenten en niet op het toenmalig alles overheersende katholieke geloof in Italië. Uit al zijn geschriften blijkt overduidelijk dat Leonardo geloofde in God. Nergens schreef hij iets waaruit zou blijken dat hij niet in God geloofde. Enkele citaten als voorbeeld:

* "Als kunstenaars mogen wij de kleinzonen genoemd worden van God".

 * "O, gij die neerkijkt op je lichaam als een machine wees niet triest dat je net zoals alle anderen gedoemd bent om te sterven, maar wees blij dat onze Schepper ons heeft begiftigd met zo'n uitstekend instrument als het intellect".

 *"God bezorgt ons alle goede dingen tegen de prijs van arbeid"

Dat Leonardo deïst was, wil natuurlijk niet zeggen dat hij Rooms katholiek was. Door zijn extravagante levensstijl en eigenzinnigheid lag hij nogal gemakkelijk overhoop met zijn meestal kerkelijke opdrachtgevers. Een van zijn meesterwerken was het 'Laatste Avondmaal' met Christus als centrale figuur.

Iedereen kent wel het beroemde schilderij 'De schepping van Adam' waar een afbeelding van God de Vader, als oude wijze man met baard vanuit de wolken de wereld regeert en met een toets van zijn vinger leven brengt in het lichaam van Adam. Het is een onderdeel van het fresco op het gewelf van de Sixtijnse Kapel in Vaticaanstad geschilderd door Michelangelo (1475-1564). Dit beeld van de oude, wijze man heeft eeuwen lang model gestaan voor God de Vader en is in de geesten van de meeste mensen blijven leven. Het was een visueel concept van God en een hulpmiddel om de gelovigen dichter bij God te brengen.

De Italiaanse kunstschilder, beeldhouwer, architect en dichter die al tijdens zijn leven al zoveel roem kende dat men hem 'Il divino Michelangelo' noemde, verheerlijkt de goddelijke schepping in zijn werken. Hij beitelde uit een massieve marmarablok zijn David. Dit uniek beeldhouwwerk dat de mannelijke schoonheid toont, is nadien uitgegroeid tot een symbool van de westerse beeldhouwkunst. De fresco's in de Sixtijnse kapel en zijn Pieta gelden als hoogtepunten van de Italiaanse renaissancekunst. Hij stierf enkele weken voor zijn 89ste verjaardag. Zijn laatste woorden werden door Vasari opgetekend: "Ik geef mijn ziel terug in de handen van God, mijn lijf aan de aarde, en mijn bezit aan mijn familie".

Religie heeft een grote rol gespeeld in het leven van onze grootste barokschilder Pieter Paul Rubens (1577- 1640). Rubens was een wereldburger die als diplomaat voor het koninklijk hof van Spanje veel reisde. Hij sprak verschillende talen en leidde een kunstatelier om aan de grote vraag naar zijn kunstwerken te voldoen. Wij kennen hem vooral als de schilder van volslanke dames met een maatje meer zoals in de 'Drie gratiën' en vooral door zijn geschiedkundige en Bijbelse taferelen met als hoogtepunt zijn meesterwerk uit de OLV kerk in Antwerpen 'De kruisafneming'. Al tijdens zijn leven stond hij model als gelovige humanist.

Rembrandt (1606 of 1607-1669) schilderde en etste naast Bijbelse, mythologische of historische figuren meer dan honderd zelfportretten. In die zelfportretten, soms afgebeeld als de apostel Paulus of als een koning uit het Oosten, schilderde hij een scherp beeld van zijn uiterlijk en zijn gevoelens. Dat was zijn manier om het devies 'ken uzelf' waar te maken. Hij zocht al schilderend een antwoord op de vraag 'Wie ben ik'. Of Rembrandt echt lid is geweest van de speciale protestantse mennonieten is historisch niet uitgemaakt. Alleszins leefde hij volgens hun geloof in de Bijbel en in de kracht van het persoonlijk gebed. Heel zijn werk straalt een persoonlijke spirituele zoektocht uit. Hij geloofde dat alles en iedereen afstamde van God. Alle mensen waren waardevol in zijn ogen, ook de bedelaars en verworpenen der aarde. Alle tegenslagen en wreedheden van het leven kan de mens volgens hem alleen overleven door de oneindige liefde en kracht van God.

Schrijvers

Natuurlijk hadden ook de allergrootste schrijvers uit de Westerse cultuur zo hun opvattingen over God. We kiezen voor elke taal een van de meest bekende schrijvers uit. Dat wordt Shakespeare voor het Engels, Goethe voor het Duits, Tolstoj -het had even goed Dostojesvky kunnen zijn- voor het Russisch, Dante voor het Italiaans, Victor Hugo voor het Frans.

De beroemdste Italiaanse dichter en schrijver, Dante Alighieri (1265-1321) begint zijn meesterwerk La Divinia Commedia (De goddelijke komedie). met een vitale bekentenis:

"Op het midden van mijn levensweg bevond ik mezelf in een donker woud want de rechte weg was verloren gegaan."

Een prachtig beeld voor de eeuwig zoekende mens die letterlijk niet meer weet waar hij staat in dit oneindig universum. Zijn zoektocht naar de zin van zijn leven kon beginnen. In zijn imaginaire reis bezoekt hij samen met zijn gids, de dichter Vergilius eerst de hel. Met erg concrete beelden van de slechtheid van de Florentijnse samenleving brengt hij een poëtisch beeld vol metaforen van de onbewust levende mens.

De zondige mens van goede wil, probeert op de Louteringsberg, ook vagevuur genoemd, zich los te maken van het kwaad. Aan de hemelpoort bedankt hij zijn trouwe gids Vergilius en ruilt hem in voor zijn muze Beatrice die hem naar het Paradijs begeleid. In de hemel schouwt hij de hoogste liefde, nl God. Uit de dichterlijke gezangen blijkt overduidelijk dat Dante diep religieuze ervaringen heeft gehad.

"Het Goddelijk licht schenkt zulk een diepe vrede, dat alwie 't ooit aanschouwt, niet eens kon willen ooit elders heen zijn ogen nog te wenden."

vers 100, zang 33

De 'Goddelijke Komedie is een machtige synthese van de zoekende mens die de geestelijke opgang van de ziel naar God beschrijft. Het is niet toevallig dat dit middeleeuws meesterwerk van de westerse literatuur, naast de Bijbel het meest bestudeerde en verklaarde werk is geworden. Iedere mens die streeft naar geestelijke ontwikkeling en werkelijke vervolmaking, vindt in deze verzen een boeiend spiegelbeeld.

In het leven van de grootste Engelse schrijver William Shakespeare (1564-1616) is veel nog verborgen en historisch niet opgehelderd. Zelfs over zijn religie, of die nu Anglikaans of katholiek was, wordt tot op heden nog gediscussieerd. Alleszins getuigt zijn testament* van zijn persoonlijk geloof in God en zijn redder Jezus Christus'.

"In de naam van God, Amen. Ik William Shakespeare, in perfecte gezondheid en met een goed geheugen, prijs de Heer. ...Ik beveel mijn ziel aan in de handen van God, mijn Schepper, hopend en zeker gelovend dank zij de verdienste van Jezus Christus, mijn redder en vertrouw mijn lichaam toe aan de aarde waarvan het gemaakt is."

(*"In the name of God, Amen. I, William Shakespeare..., in perfect health and memory, God be praised, do make and ordain this my last will and testament in manner and form following. That is to say, first, I commend my soul into the hands of God my Creator, hoping and assuredly believing, through the only merits of Jesus Christ my Saviour, to be made partaker of life everlasting, and my body to the earth whereof it is made.")

Volgens Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) was de wereld een uitstraling van God. God is de wereld en de wereld is God. Hij richtte zich op het meest zichtbare symbool van de Natuur-Godheid, nl. de zon. Als natuurwetenschapper had hij zelfs een eigen theorie over het licht ontwikkeld. Hij bewonderde niettemin Jezus Christus als mens. Vlak voor zijn dood schreef hij nog naar zijn secretaris Eckermann: "Het past volledig bij mijn aard en natuur om Jezus Christus te aanbidden en te vereren. Ik buig voor Hem als de goddelijke manifestatie van het hoogste principe van de moraal."

Goethe had dus enerzijds pantheïstische ideeën waarin hij ontkende dat er een God bestond die de wereld van buitenaf regeerde en die je kon 'omkopen' met gebeden. Tezelfdertijd besefte hij maar al te zeer dat de mens onderworpen is aan bovenmenselijke krachten waar hij geen vat op heeft. Hij had een praktische filosofie die volledig in harmonie was met de Bhagavad-Gita, nl. dat de mens kan bevrijd worden door middel van niet aflatende altruïstische activiteiten en door de goddelijke liefde.

De Russisch schrijver, filosoof en politiek denker, Graaf Leo Tolstoj (1828 –1910) is vooral bekend van zijn realistische romans 'Oorlog en vrede' en 'Anna Karenina', die tot de beste boeken behoren uit de wereldliteratuur. Op het hoogtepunt van zijn roem kwam hij in een diepe levenscrisis die hem terug tot het christelijke geloof van zijn jeugd zou brengen. Hij beschreef in 'de Bekentenis of Mijn Biecht' hoe zijn zoektocht naar de zin van zijn leven hem terug bracht naar zijn christelijk geloof uit zijn jeugdjaren. Hij lag grondig overhoop met de Orthodoxe kerk en verwierp dogma's, de orthodoxe liturgie en het grootste deel van de Bijbel.

Omdat hij zo ongezouten zijn opvattingen gaf en de gevoelens van de hypocriete gelovigen niet spaarde werd hij zelfs geëxcommuniceerd. Hij noemde de kerk en de christelijke godsdienst: 'een zak modder waarin de parels van de evangelische wijsheid verborgen lagen.' Hij leerde zelfs Grieks om de vier originele evangeliën in hun oorspronkelijke taal te kunnen lezen en vatte ze samen tot één verhaal. Daarin beschrijft hij Jezus Christus als een mens met een eenvoudige en grootse leer, maar niet als een mysterieuze zoon van God.

Hij liet zijn rijkemansleven als graaf en grootgrondbezitter achter zich en verkoos te leven als eenvoudige boer. Hij bracht de leer van de Bergrede in praktijk en nam het op voor het gewone volk, de zwakkeren en de verdrukten. Zo stichtte hij zelfs een school voor de boerenkinderen en gaf er zelf les. Hij keerde zich tegen het materialisme en atheïsme van de meeste revolutionairen. Hoewel hij zich nihilist noemde, erkende hij altijd zoiets als god. Zijn godsidee was geen persoon waar men kon mee praten en die luisterde naar je klachten, maar een mysterieuze kracht die het bestaan grenzeloos en eeuwig maakt. “Als ik me ga afvragen waar ik in het leven uit verscheen en waar ik na mijn dood in zal verdwijnen, kan ik niet ontkennen dat er iets is, waar ik vandaan kwam en waar ik naartoe ga. Ik kan niet ontkennen dat ik in deze wereld uit het onbegrijpelijke kwam en ook naar het onbegrijpelijke ga. Dat onbegrijpelijke waar ik vandaan kwam en waar ik naartoe ga noem ik God”, schreef hij in zijn traktaat 'Weg van het leven'.

Dit standpunt komt dicht bij dit van de 'ietsisten', alleen zullen zij dat 'iets' niet God noemen. Eén jaar voor zijn dood schreef hij “Geloof in het ene liefdesgebod is een geloof in onze capaciteit de God in onszelf te leren kennen. We kunnen Hem slechts van die kant kennen waar Hij zich aan ons openbaart. Hij openbaart zich juist in de liefde aan ons. We kunnen God niet volledig kennen. Maar als we liefde ervaren, ervaren we zijn aanwezigheid en beseffen we waarvoor we geboren zijn. Het geloof dat je God op zo’n manier kunt leren kennen, kwam tot uitdrukking in diverse religieuze tradities, om te beginnen in Egypte en India. Op zijn duidelijkst tref je dit geloof aan in de leer van Jezus Christus”.

Uit het omvangrijk werk van de 'grootste' Franse schrijver Victor Hugo (1802 -1885) kennen we vooral nog: 'Notre Dame de Paris' en 'Les misérables'. Beide romans beleven nu een nieuw leven in films, televisieseries of musicals. Hugo's vader was een atheïstische republikein en moeder een katholieke royaliste. Hun tegenstellingen waren zo groot dat ze scheidden en moeder ging met haar zoon Victor in Parijs wonen. Van een braaf katholiek jongetje evolueerde hij naar een niet-praktiserende katholiek die meer en meer tekeer ging tegen de kerk en de paus. Zijn antipathie tegenover de Kerk groeide vooral omdat de armoedige arbeiders door de hogere adel en vorsten werden onderdrukt, zonder dat de geestelijken er zich tegen verzetten. Zijn afkeer tegen de heersende clerus werd uiteraard nog versterkt omdat meer en meer van zijn werken op de lijst van verboden boeken van de paus terecht kwamen. Zo telde Hugo zo’n 740 aanvallen op 'Les Misérables' in de katholieke pers. Hugo eiste zelfs bij de dood van zijn zonen dat ze begraven zouden worden zonder priester of kruisbeeld, en hij legde dezelfde voorwaarden op voor zichzelf in zijn testament.

Ondanks die haat tegen de Kerk als instituut bleef hij een zeer religieuze man die sterk geloofde in de kracht en de noodzaak van het gebed. In zijn laatste en postuum verschenen gedichten (La Fin de Satan en Dieu) beschrijft hij het berouw van de geest van het kwaad en de groter wordende kennis van het goddelijke met als apotheose een God van goedheid en waarheid.

Doorgaans aanvaardt men nog wel dat kunstenaars en schrijvers religieuze interesses hebben, maar hoe zit dat met rationele mensen die zich met 'kurkdroge' dingen bezig houden zoals logica, wiskunde en wetenschap?

Wetenschappers

Moderne wetenschappers zouden nog al hun wenkbrauwen fronsen indien een van hun collega's zich intensief bezig zou houden met alchemie en astrologie. In de tijd van Isaac Newton (1643-1727) was dit de gewoonste zaak van de wereld. Zelfs tot ver in de 18de eeuw hadden natuurfilosofen een actieve belangstelling voor alchemie en astrologie. In de nagelaten persoonlijke bibliotheek van Newton vond men niet minder dan 126 boeken over alchemie. Maar wij kennen hem nu nog alleen als de grondlegger van de klassieke mechanica met zijn drie wetten van de zwaartekracht en van de 'vallende appel story'. Newton was niet alleen een natuurkundige, maar ook wiskundige, astronoom, natuurfilosoof, alchemist, officieel muntmeester en theoloog. In de wiskunde introduceerde hij bijna gelijktijdig met Leibniz onder meer de differentiaal- en de integraalrekening.

Volgens een peiling van 2005 bij de leden van de Britse Royal Society is Newton de grootste geleerde in de hele geschiedenis van de wetenschap. Hij was niet alleen een uitzonderlijk theoreticus zoals Einstein maar evenzeer een knap experimentator. Dat hij als exacte wetenschapper en wiskundige veel belangstelling had voor wat wij nu pseudowetenschappen noemen en theologie is minder gekend. Hoewel Newton zijn roem geheel dankt aan zijn prestaties als natuur- en wiskundige, is hij nochtans een groot deel van zijn leven bezig geweest met theologie en andere Bijbelse disciplines. Hij zocht heel intensief naar verborgen boodschappen in de Bijbelse teksten . Hij schreef: "Ik heb een fundamenteel geloof in de Bijbel als Gods Woord, geschreven door hen die geïnspireerd waren. Ik studeer de Bijbel dagelijks. Al mijn ontdekkingen zijn gedaan als antwoorden op mijn gebed." Volgens Newton kon men het bestaan van God, de meesterlijke Schepper, moeilijk ontkennen als men de schoonheid en grootsheid van al zijn scheppingen ziet.

De Duitser G. W. Leibniz (Leibnitz) (1646-1716), was een van de grootste denkers van de 17de eeuw en een veelzijdig man. Hij was niet alleen een uitzonderlijk vruchtbare wiskundige, maar ook filosoof, logicus, natuurkundige, historicus, rechtsgeleerde en diplomaat. Hij ontwikkelde nagenoeg gelijktijdig met Isaac Newton de differentiaal- en integraalrekening. Zijn bijdragen zijn gespreid over veel publicaties, niet-gepubliceerde manuscripten en vooral tienduizenden brieven. Nu, driehonderd jaar later, bestaat er nog steeds geen volledige uitgave van al zijn geschriften.

Als filosoof zocht Leibniz naar een allesomvattende synthese voor wetenschap en filosofie. Hij was ervan overtuigd dat het heelal waarin wij leven, het beste universum is dat God had kunnen scheppen. Volgens hem hoefde het christelijk geloof en wetenschappelijke redenering niet met elkaar in tegenspraak te zijn. Hij vond dat wij mensen het probleem van het kwaad in de wereld nooit kunnen begrijpen, om de eenvoudige reden dat wij ons slechts van een zeer klein deeltje van het universum bewust kunnen zijn. Hij vond het aanmatigend van de mens het kwaad in de wereld te veroordelen op basis van die kleine fractie bewustzijn waarover we beschikken. Het is als iemand die een schilderij wil beoordelen en slechts een zeer klein plekje verf kan zien ergens in een hoek. Vanuit dit klein hoekje de hele wereld veroordelen is gewoon arrogant en gaat ons al te zeer beperkt bevattingsvermogen ver te boven. Het 'beste universum' sluit niet uit dat kwaad en slechtheid voorkomen. Als beperkte en onvolmaakte wezens zijn kwaad en zonden een wezenlijk onderdeel van ons leven.

De koning van de wiskunde Carl Friedrich Gauss (1777-1855) heeft bijdragen geleverd aan een groot aantal deelgebieden van de wiskunde en de exacte wetenschappen, waaronder de getaltheorie, statistiek, analyse, differentiaalmeetkunde, geodesie, elektrostatica, astronomie en de optica. Gauss wordt gezien als een van de meest invloedrijke wiskundigen uit de geschiedenis en leeft nog verder bij hedendaagse studenten die worstelen met de kwadratuurformule van Gauss, de gaußverdeling in de statistiek of met de overbekende klokvormige kurve van Gauss. Volgens Gauss openbaarde God zich niet alleen in de Bijbelse geschriften, maar ook continu in zijn schepping. Voor hem was God geen koud, afstandelijk verzinsel van de metafysica, noch een karikatuur van een theologische gedachte. Religie was voor hem geen kwestie van literatuur maar van het echte leven. Hij had het rotsvaste idee van een persoonlijk leven na de dood en geloofde in een eeuwige, rechtvaardige en almachtige God. Hij vond het idee dat God ons zo maar een 70-80 jaar zou laten leven en dan zo maar zou laten verdwijnen in het niets totaal absurd. Hij was er integendeel van overtuigd, dat we na onze dood zouden deelnemen aan een zuivere spirituele wereld die volgens hem bestond naast de ons bekende materiële wereld.

De Zwitserse wiskundige en natuurkundige Leonhard Euler (1707-1783), een van de belangrijkste wiskundige aller tijden is een van de meest productieve wiskundige ooit. Zijn verzameld werk beslaat zo'n zeventig delen. Het probleem van de zeven bruggen van Königsberg' waarvan hij bewees dat het niet oplosbaar is, werd de basis van de grafentheorie. Euler ontwikkelde veel nieuwe concepten en heeft zeer veel bijgedragen aan de moderne wiskundige notatie; de symbolen 'i' en 'e', voor respectievelijk de imaginaire eenheid en het grondtal van de natuurlijke logaritme, zijn door hem geïntroduceerd. Ook de huidige namen van bijvoorbeeld de goniometrische functies sinus, cosinus en tangens hebben we aan hem te denken. Hij volgde filosofie en theologie omdat zijn vader een predikant van hem wou maken. Omdat hij meer interesse had voor wiskunde leerde hij door zelfstudie wiskunde en kreeg soms raad van Bernouilli die het uitzonderlijk talent stimuleerde. Hij volgde de Bernouilli’s naar St. Petersburg en verhuisde daarna naar Berlijn. Hij huwde en kreeg 13 kinderen waar er 8 van stierven vooraleer ze volwassen waren. Op het einde van zijn leven werd hij volledig blind maar kon hij, dank zij zijn fenomenaal en fotografisch geheugen zijn berekeningen dicteren aan zijn wiskundige zonen. Zo werd hij nog productiever dan voorheen en publiceerde toen praktisch één wiskundige publicatie per week. Volgens de Amerikaans natuurkundige en Nobelprijswinnaar Richard Feynman is de mooiste wiskundige formule die alle basiselementen van de wiskunde bevat, de identiteit van Euler. Ze wordt de goddelijke formule genoemd, omdat zij de belangrijkste twee natuurlijke getallen bevat: 0 en 1, de belangrijkste drie wiskundige constanten: e, i en π, de belangrijkste drie wiskundige bewerkingen: optellen, vermenigvuldigen en machtsverheffen, de belangrijkste wiskundige relatie: gelijkheid.

Veel van wat bekend is over de religieuze overtuigingen van Euler vinden we terug in zijn Brieven aan een Duitse prinses en een vroeger werk, Rettung der Göttlichen Offenbahrung Gegen die Einwürfe der Freygeister ("Redding van de goddelijke openbaring tegen de bezwaren van de vrijdenkers"). Deze werken laten zien dat Euler een vroom christen was, die geloofde dat de Bijbel geïnspireerd is.

De impact van Charles Darwin (1809-1882) zijn evolutietheorie in de biologie is vergelijkbaar met Newtons wetten van de zwaartekracht in de natuurkunde. Beide hebben ons wereldbeeld fundamenteel veranderd. De jonge Charles werd gelovig opgevoed en studeerde zelfs theologie aan het Christ's College van de universiteit van Cambridge om dominee te kunnen worden. Maar hij had meer interesse in de natuurlijke historie en biologie. Hij trouwde met zijn diep gelovige nicht Emma Wedgwood en hield zijn leven lang zeer sterk rekening met haar religieuze opvattingen. Ze kregen tien kinderen, van wie er twee als baby stierven en verschillende leden aan ernstige ziektes en zwaktes. Darwin vermoedde dat de nauwe familierelatie tussen hem en zijn vrouw de oorzaak kon zijn.

Toen hij op reis met de Beagle zijn basisideeën over 'The origin of species' verzamelde, was hij nog steeds theïst. Het is pas na de dood van zijn oudste lievelingsdochter Ann Elizabeth, die op tienjarige leeftijd stierf aan roodvonk, dat hij geleidelijk aan niet meer kon geloven in een rechtvaardige en liefdevolle, christelijke God en werd hij stilaan meer en meer agnost. Hij geloofde nog vaag in een onpersoonlijke God als eerste oorzaak van de wereld, maar vond alleszins dat zijn Bijbels Godsidee niet te verzoenen was met al de miserie die hij zag in de wereld en in de natuur. Anderzijds kon hij ook moeilijk aanvaarden dat deze wonderbaarlijke wereld van het universum en vooral de menselijke natuur zo maar het product zouden zijn van brute natuurkrachten.

Net als Einstein vond ook hij dat het menselijk intellect te beperkt was om het diepe mysterie van het heelal te doorgronden. Hij schreef: "Een hond kan even goed proberen te speculeren over de geest van Newton." Op de vraag of hij geloofde in God en of zijn evolutietheorie verenigbaar was met theïsme, antwoordde hij: "Men kan best tegelijkertijd een vurig theïst en een evolutionist zijn. Ik ben alleszins nooit een atheïst geweest die het bestaan van God heeft ontkend."

Zoals uit zijn brieven naar het echtpaar van de wiskundige Boole blijkt, besefte hij maar al te goed dat de wetenschap niet op alle fundamenteel menselijke problemen een antwoord kan geven. Volgens hem kan de stem van de wetenschap niet leiden tot een absolute overtuiging, maar voert ze eerder naar openheid, kritiek en soms zelfs naar beleden onwetendheid. Darwin was steeds terughoudend om zich uit te spreken over religieuze kwesties. Volgens hem berusten wetenschap en religie op verschillende fundamenten en vormen van bewijzen. Nochtans grijpen veel moderne atheïsten precies Darwin's evolutietheorie aan om aan te tonen dat het universum en de mensheid niet de creaties kunnen zijn van God. Darwin beschrijft in zijn standaardwerk de oorsprong van de soorten door natuurlijke selectie maar niet de oorsprong van het leven. Of God al of niet het beginnend leven heeft gecreëerd, bleef ook voor Darwin een open vraag.

Een van de grootste bijdragen aan de geneeskunde werd geleverd, niet door een arts, maar door de chemicus en microbioloog Louis Pasteur (1822–1895). Zijn theorie van de microbe als ziekteverwekker is een van de belangrijkste ontdekkingen in de medische geschiedenis geweest. Hij introduceerde nieuwe concepten als sterilisatie van gereedschappen en wondverbanden en is de uitvinder van de pasteurisatietechniek waardoor melk eindelijk kiemvrij kon worden geconsumeerd. Hij loste ook de mysteries op rond de dodelijke besmettingen met hondsdolheid, miltvuur, kippencholera, en zijderupsen. Hij was een van de eerste die de therapie met sera toepaste en vaccinaties ontwikkelde. Zijn persoonlijk leven werd beheerst door zijn strenge, religieuze en humanitaire geest. Hij geloofde onvoorwaardelijk in God als de schepper van alle levende dingen. Het genezen van zieken was voor hem een echt evangelische opdracht. Aan zijn studenten zei hij: "Een beetje wetenschap verwijdert de mens van God, maar meer, echte wetenschap brengt ons dichter bij God. Hoe meer ik de natuur bestudeer, hoe meer ik verbaasd sta over het werk van de Schepper". 

Albert Einstein (1879-1955), met zijn wilde haarbos en nonchalante, verstrooide professorenmentaliteit geldt nog steeds als het ideale model van de geniale wetenschapper. Met zijn relativiteitstheorie heeft hij een blijvende en fundamentele bijdrage geleverd aan ons vierdimensionale wereldbeeld. Hij geloofde in de pantheïstische God van Baruch Spinoza, maar niet in een persoonlijk God. Hij voelde sterk aan dat er meer was dan de fysieke wereld en was doordrongen van het idee dat achter al het ervaarbare iets schuilgaat dat ons verstand niet kan bevatten.

Einstein was een degelijk violist en genoot van de schoonheid en harmonie in de natuur. Volgens hem zijn al die momenten van schoonheid en mystieke ervaringen een afspiegeling van iets verhevener. Het mysterie achter de kenbare wereld was volgens hem te immens om niet religieus te worden. Daarom wou hij niet als een atheïst bestempeld worden."Ik wil weten hoe God deze wereld geschapen heeft. In ben niet zozeer geïnteresseerd in dit of dat fenomeen, in dit of dat spectrum; ik wil vooral Zijn Plan en zijn gedachten kennen, al de rest zijn details." Typisch voor zijn denken was de uitspraak:" Wetenschap zonder religie is mank en religie zonde wetenschap is blind".

Hij was er zo van overtuigd dat we de natuur van God niet konden bevatten dat hij tijdens een interview de vraag of hij 'pantheïst' was, beantwoordde met een mooie vergelijking. " Hoe goed de menselijke geest ook getraind is, hij zal nooit het universum kunnen begrijpen. We zijn als wetenschappers net als kleine kinderen die in een reusachtige bibliotheek terecht komen waarin zich stapels boeken bevinden tegen de muren tot tegen de zoldering in allerlei talen. Het kind begrijpt dat er wel iemand moet geweest zijn die ooit al die boeken geschreven heeft. Maar wie die boeken geschreven heeft en hoe weet het niet. Het begrijpt ook al die vreemde talen niet. Het kind vermoedt wel een plan in de orde en rangschikking van al die boeken, een mysterieuze orde die het niet begrijpt maar hoogstens vermoeden kan. In die situatie bevinden wij, zelfs de hoogst gecultiveerde geesten, ons tegenover God. We zien een wonderbaarlijk geordende universum dat zekere wetten gehoorzaamd die we slechts vaag kennen. Ons beperkt begripsvermogen kan al die mysterieuze krachten uit het heelal die we nauwelijks kennen niet vatten.

Einstein typeerde zichzelf als:"Ik ben een diep, religieuze ongelovige'. Hij was inderdaad religieus want hij had een grenzeloos vertrouwen in het mysterieuze bestaan dat sommigen God noemen en hij was tezelfdertijd iemand die niet geloofde in georganiseerde godsdiensten met hun ideologieën en filosofieën.

Kurt Gödel (1906-76) was een van de belangrijkste wiskundige van vorige eeuw en is het meest bekend door zijn befaamde 'Onvolledigheidstellingen'. In die stellingen bewijst hij dat ieder consistent axiomatisch systeem van voldoende kracht om de getaltheorie in uit te drukken, stellingen kent, die noch bewezen, noch ontkracht kunnen worden binnen dat systeem, en dus onbeslisbaar zijn. Hij ontwierp een speciaal systeem en is een van de belangrijkste logici aller tijden.

Op zijn later leven werd hij meer filosoof. Hij was een overtuigde theïst en zijn hele leven christen maar had niet veel op met het instituut Kerk. Hij verwierp het idee van een onpersoonlijke God, het geloof dat zijn vriend Einstein aanhing. Einstein geloofde in Spinoza’s God die zichzelf openbaart in de harmonie van al het bestaande, maar niet in een persoonlijke God die zichzelf bemoeit met de lotgevallen en daden van de mensen. Volgens Gödel is de pantheïstische God van Spinoza en zijn vriend Einstein minder dan een persoon. Maar voor hem is God meer dan een persoon. Omdat Hij almachtig is, kan Hij immers voor ons mensenkinderen gemakkelijk de rol spelen van een persoon.

Deze lijst van grote filosofen, kunstenaars en wetenschappers werd bewust beperkt tot grootheden uit het verleden.

Velen zullen zich dus wel afvragen waarom 'geloven' vele moderne schrijvers, kunstenaars en wetenschappers niet meer in God? Uit een enquête gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Nature van 1997 blijkt dat nog 40 percent van de Amerikaanse wetenschappers in een persoonlijke God geloofden. Een gelijkaardig onderzoek van 2009 gaf nog slechts 33 percent van de wetenschappers die geloofden in God en 18 percent die wel geloofden in een of andere hogere macht. Vergeleken met de 94 percent van de gewone bevolking is dit wel erg weinig.

De goedkope conclusie dat erg slimme mensen zoals wetenschappers die een beter inzicht zouden hebben in het leven dan 'gewone' mensen, God links laten liggen zoals Dawkins en co ons willen laten geloven, klopt natuurlijk niet. Misschien leven al die erg 'slimme mensen' wel een beetje teveel in hun hoofd en in de valse wereld van woordillusies in plaats van in het echte leven. Misschien geven deze superintelligente mensen een ruimere betekenis aan het woord God zoals vroeger Goethe, Tolstoï en andere wel deden. Er is tenslotte geen enkel woord dat zo een rijke verscheidenheid aan invullingen kan krijgen dan het woordje 'God'. Denk enerzijds maar aan de fanatieke zelfmoordterrorist met zijn bekrompen godsidee en vergelijk dit even met de universele, ruime 'inhoud' die mystici aan het woordje God zouden geven. Welk antwoord moet je dan geven op zo een simpele enquêtevraag als:"geloof jij in God? Welke 'God' bedoelt men dan eigenlijk?

Zo noemen sommigen zelfs Jiddu Krishnamurti, een atheïst. Hoe gevaarlijk het is om etiketten met de label 'atheïst', 'deïst' of 'agnost' te plakken op mensen wordt maar al te duidelijk als we de inhoud van zijn brief lezen, geschreven na zijn verlichting in 1922 in Ojai in de VS. Hij schreef letterlijk:"De bron van de waarheid werd mij geopenbaard en de duisternis is verdwenen. Liefde in al zijn glorie heeft mijn hart veroverd. Ik heb van de bron van vreugde en eeuwige schoonheid gedronken. Ik ben door God 'geïntoxikeerd'. Die unieke omschrijvingen van "God" zoals: Opperste rede, Wil, universele geest, het ultieme bewustzijn, enz. helpen ons misschien om ons enge, soms zelfs kinderlijke en simpele ideeën over God te verruimen. Maar al die woorden en allerlei symbolen of denk-beelden zijn slechts hulpmiddelen, of zo je wilt vensters waar doorheen we iets van de goddelijke werkelijkheid kunnen ervaren.

Al die definities geven interessante, maar wel steeds beperkte facetten van het Opperwezen weer. Iedere wijze, kunstenaar of wetenschapper opent zo zijn eigen venster en geeft een inkijk op zijn visie op God. Het idee dat woorden niet volstaan, komt al iets meer tot uiting in de oude Hebreeuwse bepaling van GOD. In het oud Hebreeuws betekent 'g', 'dat', 'o' betekent 'wat' en de 'd' staat voor 'is'. Dus God betekende voor de Hebreeuwers: 'dat wat is'. Ook de Joodse schrijfwijze van God, nl G-d, laat zien hoe alomvattende God wel is. Het betekent alles van alfa tot omega en men liet opzettelijk de klinker weg en verving die door een liggend streepje. Hiermee wou men aantonen dat God alles omvatte van alfa, of het begin tot omega, het einde en alles wat daartussen ligt.

Deze caleidoscoop van meningen en standpunten over God van dit select gezelschap geeft ons een brede waaier aan mogelijkheden om onze al te beperkte visie aan te passen. Natuurlijk vertellen deze grote wereldburgers met hun omschrijvingen en beweringen over God meer over zichzelf dan over God. Ook zij proberen vanuit hun beperktheid het onvatbare weer te geven in begrippen en symbolen. Jammer genoeg, dit zgn. weten is 'armoe troef' en volstrekt ontoereikend. Het is dan ook niet zonder reden dat echte wijzen die gevraagd worden naar wat of wie is God, zich gewoon hullen in een lang stilzwijgen. Hier schieten inderdaad woorden tekort. Ook wijzen en mystici staan sprakeloos en machteloos tegenover het Grote Geheel en het Onnoembare.

Met dank aan:

de Bono, Edward: Het gelijk aan mijn kant. Denken zonder oogkleppen. Veen uitgevers - Utrecht/Antwerpen ©1990 295 p.p.

Tolle, Eckhart: De kracht van het NU. Gids voor spirituele verlichting. Uitgeverij Ankh-Hermes bv Deventer 7de druk 2003

Tolle, Eckhart: Een nieuwe aarde. De uitdaging van deze tijd. Uitgeverij Ankh-Hermes bv Deventer © 2005 tiende druk, 233 blz

http://nederlands.avilova.com/artikelen/leo-Tolstoj Otto Schrader The Religion of Goethe. Published in 1914

Phil Bosmans in een interview in 2001:"Ik kan God niet bewijzen en dat wil ik ook niet. Ik weiger om God tot een object van mijn verstand te maken. God bewijst zichzelf. God is liefde en liefde kan mensen voorthelpen in hun leven. Wie kan bidden, weet na enkele jaren dat Hij bestaat. Je krijgt antwoorden, maar je moet ze leren verstaan. God is onzichtbaar. Hij komt niet in je arm knijpen en je kunt Hem niet op de koffie vragen. Af en toe grijpt Hij in"

Meest recente reacties

23.05 | 13:29

Heb een aantal ongeveer 10 cm lange dunne vuur-rode wormen in mijn vijver gevonden Heb ook een foto maar rode kleur is niet duidelijk.

27.07 | 12:00

Mooie website

25.07 | 13:42

heb nog snel je tekst eens doorgenomen en heb besloten een paar door jou geciteerde auteurs eens grondiger te lezen. is dat niet positief???

27.11 | 10:53

Zeer origineel. Fantastisch

Deel deze pagina