Tot midden vorige eeuw werd nog vaak de

Tot midden vorige eeuw werd nog vaak de "warme melk therapie" toegepast om een lintworm te verwijderen. Men moest eerst vasten en dan boven een kom warme melk gaan hangen. Als de lintworm door de mond naar buiten kwam werd vlug de kop eraf geknipt. De rest van de lange lintworm kwam dan wel met de stoelgang naar buiten.

1 Kuren met een lintworm

In het midden van vorige eeuw werden nog dieetpillen met lintwormkoppen verkocht aan welgestelde, dikke dames om te vermageren. Dit idee leek op het eerste gezicht zo gek nog niet. De oude Grieken zoals Aristoteles veronderstelden dat ingewandswormen spontaan werden gevormd uit het te veel aan opgenomen voedsel. De erin aanwezige levenskracht vormde samen met het rottingsproces de basis voor het spontaan genereren van wormen. 

Die oude opvattingen inspireerde een niet onaardige, maar erg duidelijk, zwaarlijvige dame in Engeland. Ze stapte resoluut het slachthuis binnen, gooide haar pelsmantel open en klampte een dierenarts aan langs de slachtlijn die karkassen inspecteerde. "Dokter", zei ze "waar vind ik hier vlees besmet met lintwormkoppen?" Zonder blikken of blozen trok ze even haar rok omhoog en toonde haar puddingbillen. "Zoals je ziet ben ik veel te dik en ik heb gelezen dat de beste manier om te vermageren erin bestaat om jezelf te besmetten met een lintworm." Zij kende trouwens ook het verhaal van een der magerste mannen ter wereld, een zekere Claude Ambroise Seurat (1797-1833), bijgenaamd het ‘levend geraamte’. Deze Fransman was zo dun dat je de gloed van een kaars door zijn lichaam kon waarnemen. Op 26-jarige leeftijd was deze in Tours geboren Fransman zo mager dat hij slechts 36 kg woog. Hij werd zowat op alle kermissen en tentoonstellingen aan het publiek getoond. Dan stond hij gekleed in niets meer dan een lendendoekje in zijn tent of barak. Nochtans vond de man dat zijn roeping elders lag en speelde levend observatiemodel voor geneesheren en anatomen. De oplossing van zijn buitengewone graad van magerheid werd gevonden na zijn dood. Bij sectie van zijn lichaam vond men een lintworm van nagenoeg vijf meter lang.

Is een lintworm dan het ultieme vermageringsmiddel? Ondanks haar lief snoetje en niettegenstaande de vrij logische (?) vraag werd alleszins op het verzoek van de dame niet ingegaan. Daar zijn goede redenen voor. Als je kost wat kost slank van lijf en leden wil worden met een lintworm, moet je er letterlijk een hele keten van ongemakken bijnemen. Hoewel er doorgaans geen typische symptomen zijn waaraan men kan merken of iemand met een lintworm besmet is, zijn er naast vermageren nog andere symptomen die je vermageringskuur kunnen verknoeien.

De beroemde operazangeres Maria Callas vermagerde in 1953 wel dertig kg op een jaar tijd na een lintwormbesmetting. Volgens de roddelbladen van toen had ze die gekregen door het innemen van dieetpillen. In feite heeft ze zelfs twee keer een lintworm gehad als gevolg van haar extravagante voorkeur voor allerlei rauwe vleesgerechten . Ze verloor trouwens niet alleen aan gewicht, ze kon ook de hoge noten niet meer aan. 

De zeventiende-eeuwse arts Stephaan Blankaart gaf de volgende symptomen voor een wormbesmetting bij mensen. Een kind met blauwe kringen onder de ogen, een jeukende neus plus een dikke buik was voldoende voor de diagnose wormen. Later zou broeder Aloyisius in 1912 er nog aan toevoegen: een zure adem, veranderen van kleur, afwisselend gulzige honger en gebrek aan eetlust, buikpijn en soms melkachtige urine 

Pawlowski (1972) bracht de meest relevante gegevens samen uit 3100 beschreven gevallen van lintwormbesmetting. Het meest voorkomende symptoom was de aanwezigheid van lintwormsegmenten in de stoelgang. Het is een zeer duidelijk teken dat bij niemand onopgemerkt kan voorbijgaan. Niet minder dan 93 % der patiënten produceerden segmenten. De besmette persoon voelt vaak een ongewone gewaarwording in het rectum, gevolgd door het uitscheiden van proglottiden. Het geeft een wriemelende jeuk rond de anus. De segmenten schijnen nadien zelfs nog te "leven". Ze hebben niet alleen de rare gewoonte om via de aars naar buiten te komen maar ze kruipen als het ware over je kleren of b.v. op je schoenen, waardoor de gastheereigenaar soms erg in verlegenheid wordt gebracht. Een klassiek geworden geval is dat van een predikant die abrupt zijn sermoen moest onderbreken toen een anderhalve meter lange keten lintwormsegmenten uit een van zijn broekspijpen te voorschijn kwam.

Een ander gevolg van zo een ongewone vermageringskuur met een lintworm zou buikpijn kunnen zijn te wijten aan uitzetting of kramp in de darmwand, als gevolg van de bewegingen van de lintworm in de darmholte. Typisch voor deze buikpijn is dat ze plots verdwijnt als men iets eet. Als mogelijke bijwerkingen van een vermageringskuur met een lintworm heeft men zelfs nog de keuze tussen het uitbraken van proglottiden, hoofdpijn, huiduitslag, appendicitis of zelfs darmperforatie. 

Als een wanhopige dikkerd per se wil vermageren met een lintworm moet hij die bijwerkingen erbij nemen. Maar wat veel erger zou zijn voor hem is het nuchtere feit dat hij slechts één kans op vijf heeft dat hij werkelijk vermagert. 

Dan had een Engelse prof parasitologie meer nut van zijn lintworm. Zijn ongenode gast bezorgde hem namelijk regelmatig segmenten die uitstekend dienst deden als didactisch materiaal voor zijn studenten. De brave man was dan ook hoogst ontgoocheld toen de lintworm zijn welwillende gastheer via een "achterpoortje" verliet.

2 In de jungle van de microcosmos

Op zestienjarige leeftijd kocht ik van al mijn gespaarde zakgeld mijn eerste microscoop. Ik was de koning te rijk. Met dat dure instrument van 24€- mijn totale budget ging eraan - kon ik die onzichtbare microbenwereld zo maar eventjes 1200 maal vergroten! Wauw!

Brandend van nieuwsgierigheid wou ik dan ook dadelijk die mysterieuze jungle van de microkosmos onderzoeken. Jammer genoeg wist ik niet eens hoe een microscoop precies functioneerde. Toen ik er voor het eerst in keek zag ik, lang voor de astronomen, het allereerste "zwarte gat"! Ondertussen prutste mijn twee jaar jongere broer ijverig en ongeduldig aan het spiegeltje tot het op de juiste plaats zat. Eensklaps werd ik verblind door een gulp zonnelicht die recht in mijn oog schoot. Voor mijn rechteroog zweefde deze keer zwarte wolken en nevelvlekken. ‘Time out’ voor mijn rechteroog. Dan maar met het linkeroog proberen. Turend door het oculair zag ik tot mijn verbazing reuzengrote poten, een soort mysterieuze klauwen die schoksgewijs heen en weer bewogen. Ik wist niet wat het was. Het beangstigde mij. Ik keek én keek én keek telkens opnieuw krieuwelden die harige poten voor mijn oog. Toen ik later aan de leraar biologie vroeg van welk microscopisch monster die mysterieuze poten konden zijn, wist hij het ook niet. Pas jaren later ontdekte ik het zelf. Door met mijn wimperharen tegen het oculair te drukke, zag ik deze wel honderd keren vergroot.

Een ontdekkingsreiziger laat zich natuurlijk niet uit zijn lood slaan door een dergelijke kleine tegenslag. Het volgende onderzoeksproject was het blad van een boom. Plantencellen wou ik zien! Mijn broer legde een stukje van een populierenblad onder de microscoop. Toen zag ik mijn tweede zwart gat. Het had deze keer een lichtgroene zweem aan de rand. Hoe kon ik nu weten dat er eerst licht moet vallen doorheen het voorwerp dat je wilt bekijken? Eén van mijn grootste ontgoochelingen na het aanschaffen van dat duur ding was dat men alleen voorwerpen kon zien die nagenoeg volledig doorzichtig waren. In het beste geval kan je bij ondoorschijnende voorwerpen de rand van het object bewonderen.

Toen probeerden we het met een beetje speeksel. Eens kijken of er geen kwaadaardige beestjes zoals bacteriën in mijn mond zaten. Die waren natuurlijk klein, héél klein, dus, de maximale vergroting er tegen aan. Heel geconcentreerd tuurde ik met het grootste objectief en draaide en draaide, tot ik ineens een "krak" hoorde van brekend glas. Zowel mijn dek- en draagglaasje waren gewoon stuk gedraaid. En ik had maar twee draagglaasjes. Ik kon wel wenen van ontgoocheling. Gelukkig hadden we snel succes met een ajuinvliesje dat een prachtig beeld gaf van mooi geordende plantencellen.

Dat een onervaren kluns en beginneling dergelijke fouten maakt wordt glimlachend aanvaard en met de mantel der liefde bedekt. Maar dat ook volwassenen diezelfde blunders begaan en conclusies trekken uit hun onderzoek die nergens op lijken, wordt terecht minder aanvaard.

Sommige dierenliefhebbers spelen graag zelf voor dierenarts en laborant. Ze schaffen zich een microscoop aan van een paar duizend Euro en beginnen op goed geluk uitwerpselen van hun duiven of paarden te onderzoeken. Ze hebben een dierenarts dat ooit zien doen en vinden dat ze dat ook wel kunnen. Ze zullen zelf wel zien wat er aan hun dieren mankeert. Ze stapelen alle beginnersfouten op die men zich maar kan inbeelden. Het begint al met de selectie van het fecesmonster. Ze nemen te oude mest waarin zich al mestlarven hebben ontwikkeld. Ze vinden allerlei geheimzinnige parasieten zoals mijten, maden of mestlarven in hun fecesmonster dat door andere mest of oud voer verontreiniging werd. Een klassieke fout komt voor bij het controleren of een behandeling wel resultaat heeft gehad. Ze nemen dan het fecesmonster veel te vroeg, of soms veel te laat na de behandeling zodat hun resultaten gewoon waardeloos zijn. Niet zelden blijft het monster veel te lang liggen op een te warme plaats en wordt het daarenboven nog totaal fout geprepareerd met de verkeerde oplosmiddelen of verrijkingsvloeistoffen. Zelfs als al die hindernissen correct werden genomen smeren ze het preparaat soms veel te dik, of veel te dun uit op het draagglaasje. In het eerste geval zie je in de dikke smurrie door de bomen het bos niet meer. Bij het tweede loopt alles bij elkaar, of ben je zuiver water aan het begluren.

Dan komt pas het echte werk. Het herkennen van simpele luchtbellen, pollen, gisten, haren, zetmeelkorrels, spiervezels, mozaïekfungi, sporen van schimmels en alle andere pseudo-parasieten is de volgende opgave. Er kan heel wat fout gaan bij een eenvoudig onderzoek en zelfs een ervaren onderzoeker blijft best op zijn hoede om zich niet te laten bedotten door allerlei mooie schijn en allerlei artefacten en pseudo-parasieten.

Om toekomstige onderzoekers te trainen op het labo werd elke nieuweling onderworpen aan een observatietest. In een grote kom gevuld met uitgespoelde feces van een gezond dier voegde men stiekem tien haarwormen toe. Dan moest de nieuwkomer proberen om al de haardunne wormen eruit te vissen. Met een beetje geluk vond hij er wel enkele. Om de nieuwkomer een lesje te leren werd dan triomfantelijk de glazen kom op een zwart blad geplaatst onder een sterke lamp en haalde de ervaren onderzoeker de overige wormen naar boven. Zonder de juiste techniek en zelfs met scherpe ogen slaagde natuurlijk niemand om de volledige oogst binnen te halen.

Dicrocoelium sp: een leverbot bij schapen, runderen en andere herkauwers.(gekleurd)

Dicrocoelium sp: een leverbot bij schapen, runderen en andere herkauwers.(gekleurd)

3 ‘Tandwormen'

 De lijst van parasitaire wormen die het leven van mensen kan verzuren, werd vroeger vooral bezet door een hele reeks imaginaire wormen en pseudo-parasieten. Hoewel het pure verzinsels waren zoals tandwormen, oor-, oor-, neus- en navelwormen bleven ze jammer genoeg eeuwen bestaan in de verbeelding van vele volkeren.

Een beschrijving van de ‘tandworm’, die tandpijn en allerlei ziekten veroorzaakte in de mond, vinden we al terug in de Egyptische papyrus (Anastasi IV, 13.7). Vooral cariës werden toegeschreven aan knagende wormen in de tanden. Het geloof in ‘tandwormen’ was algemeen verspreid in Indië, China en in Europa tot in de 18de eeuw. Zelfs nu nog blijft het geloof in tandwormen overeind in minder ontwikkelde gebieden. Uiteraard hebben kwakzalvers met allerlei kruiden eeuwenlang veel tandpijnlijders ‘verlost’ van hun tandwormen. Door kruidenmengsels van eikels of bilzekruid in een holle of kapotte tand te stoppen, of door de verrotte tand te beroken met verbrandde zaden werd de worm uitgedreven. Helemaal dwaas waren die remedies niet. Bilzekruid of dolkruid kan de pijn verdoven en uit zaden die door verhitting openbarsten kwam soms een uitkiemend wit ‘wormpje’ te voorschijn. De rest werd aangevuld door de wormzieke verbeelding van de patiënt.

Ook werden op basis van ‘similis similibus curantur’ (het gelijke wordt genezen door het gelijkende') heel wat vieze behandelingen ingesteld. Zo werden soms rupsen, korenwormen (klanders) of in olie gekookte regenwormen in de rotte tanden gestopt. De redenering was simpel: als tandwormen de tandpijn veroorzaken, dan kunnen andere wormen die kwaal ook wel genezen. Ondanks het feit dat meer kritische geesten zoals J. Houlier (1498-1562) en de tandchirurg P. Fauchard (1690-1761) geen tandwormen konden vinden, zou het nog enkele eeuwen duren vooraleer de ‘tandworm’ definitief tot het rijk van de fabeltjes zou behoren.

In de jaren twintig van vorig eeuw werden op de markt van Sint Niklaas nog wattenbolletjes verkocht tegen de tandworm. Die bolletjes werden in een groen vocht gedopt en dan in de tandholte gebracht. Als men na de behandeling die bolletjes open deed, vond men daarin de zgn. tandwormen. De tandarts, Dr Van der Hauwaert, door kwakzalvers gemeenzaam ‘den tandentrekker’ genoemd, heeft die ‘wattenbolletjes’ gekocht en onderzocht voor ze in de tandholte verdwenen. En wat bleek? Die zgn. tandwormen waren fijne stukjes preiwortels die er vooraf al waren ingestopt.

4 Navelwormen

Onze voorouders hebben blijkbaar veel geleden onder ‘wormen’ die uit oren, ogen of neuzen krieuwelden. Niet allemaal waren het vruchten van de menselijke verbeelding. Het is een welgekend verschijnsel dat sommige vliegen eitjes leggen in deze lichaamsholten, waaruit later dan een witachtige made kan groeien. Alleen biologen maken zich druk over het feit dat dit geen wormen zijn, maar slechts maden van een insect. Er bestaan natuurlijk wel echte wormen die in het oog kunnen voorkomen bij de mens zoals Loa en Thelazia, maar hun areaal blijft beperkt tot de tropen en subtropen.

Vroeger waren er zelfs uitgekookte kwakzalvers, zgn. oogspecialisten, die vliegenmaden kweekten en ze bij hun slachtoffer stiekem onder het ooglid verstopten, om ze daarna triomfantelijk en met veel show te tonen aan de verbaasde patiënt.

‘Urinewormen’ hebben minder succes gekend. Bij honden en katten komen wel blaashaarwormen voor die zich goed handhaven in de urineblaas, maar niet bij de mens. Die zogenaamde urinewormen bij de mens waren eigenlijk slierten gestold bloed in de urine die gemakkelijkheidhalve als ‘bloedwormen’ werden gepercipieerd.

Een ander taai product van onze verbeelding was de ‘navelworm”. Vooral bij zeer kleine kinderen kwam hij veel voor. ‘Navelwormen’ maakten kinderen slap en belemmerden hun groei. De diagnose ‘navelworm’ werd gesteld door een kleine vis ’s avonds voor het slapen gaan vast te hechten aan de navel. ’s Morgens werd dan nagekeken of de ‘navelworm’ stukjes van het visje had opgegeten. Omdat door wrijving schubben en stukjes van het visje verdwenen, werd praktisch steeds het onweerlegbare bewijs geleverd. In de 18de eeuw werd door een zekere Andy deze diagnosetechniek aangevuld met een heuse therapie. Hij maakte een mengsel van honing, poederglas en jeneverbes en plakte dit stevig vast op de navel. De worm gelokt door de lekkere honing at van het mengsel en stierf door het schurende poederglas.

In het oude China geloofden ze zelfs dat mensenkinderen geboren werden met 80.000 lichaamseigen wormen. Zonder die wormen was geen leven mogelijk. Later transformeerden die wormen in verschillende levensvormen gaande van kikkers, haarballen, hagedissen, muggen, mieren, een haarloze muis, een schildpad al of niet met vleugels. Ze geloofden zelfs in de ziekmakende “echowormen”. Die wormen produceerden echo’s als de persoon begon te spreken. Indien men de juiste producten uit de toenmalige farmacopee prepareerde in volledige stilte, zodat de echoworm niets kon horen, had men kans om te genezen.

Zelfs kritische geesten uit de 18de eeuw zoals Linnaeus, Solander en Pallas hebben zich nog laten vangen door denkbeeldige wormen. Linnaeus die ons de binomiale nomenclatuur voor planten en dieren heeft nagelaten, vermeldt in zijn Systema Naturae op p 647 de Furia infernalis (Höllenwurm, Mordwurm) die nog ijverig door beide andere auteurs werd becommentarieerd. Het zou een klein, geelwit wormpje geweest zijn, zo fijn als een haar met een donker eind en een enkele rij pinnen. Het werd door de wind verspreid in het Noorden van Zweden, Lapland en Rusland. Het infecteerde mensen, paarden en runderen en veroorzaakte een branderig gevoel zoals na muggenbeten. Daarna volgde een pijnloze zwelling met een centrale necrose. Enkele uren of dagen later was de besmette persoon dood. Die zgn. geheimzinnige ‘wormpjes’ waren zeer waarschijnlijk bacteriën die pest, miltvuur of tularemie veroorzaakten. De Franse parasitoloog, René Laennec (1781-1826), tevens de uitvinder van de stethoscoop, ontmaskerde Furia infernalis en verwees hem naar de denkbeeldige wereld van de pseudo-parasieten.

Als men bedenkt welke angst en miserie die onbestaande parasieten bij mensen eeuwenlang hebben veroorzaakt, kan men al die wetenschappers alleen maar dankbaar zijn dat ze de mensheid hebben verlost van al die kwakzalverij.

Echinococcus granulosus: jong stadium van een kleine lintworm bij honden en vossen

Echinococcus granulosus: jong stadium van een kleine lintworm bij honden en vossen

5 Koordwormen (E. Rope worm; D. Seilwurm)

Koordwormen zijn strengen van slijmvlies en darminhoud en lijken op wormen, maar zijn geen levende wezens.

Koordwormen zijn strengen van slijmvlies en darminhoud en lijken op wormen, maar zijn geen levende wezens.

Wij kijken nogal gemakkelijk een beetje meewarig neer op de indianenverhalen van vroegere imaginaire wormbesmettingen die eigenlijk nooit hebben bestaan zoals parasitaire aandoeningen met tand- of navelwormen. Dit geloof, zeg maar hardnekkig geloof, in ingebeelde wormziekten is van alle tijden en bestaat nu nog, ook hier in het westen. De fantasie van angstige mensen brengt ‘Le malade imaginaire’ van Molière opnieuw tot leven. Alleen is dat minder grappig omdat die angstige mensen vaak veel onnodige kosten en doktersbezoeken afleggen om uiteindelijk nooit te genezen van hun denkbeeldige wormbesmettingen.

Iemand die na een vastenkuur, na darmspoelingen of soms zelfs na inname van bepaalde geneesmiddelen lange koordachtige elementen vindt in de stoelgang denkt nogal gemakkelijk dat er wormen zijn vrij gekomen. Er zouden exemplaren van wel een meter lang bestaan. Daar kan je zo maar niet naast kijken, toch! Jammer genoeg als men die zogenaamde ‘koordwormen’ onderzoekt, blijken die helemaal geen structuren te bezitten die voorkomen bij de gangbare wormsoorten zoals rondwormen, lintwormen of zuigwormen. De normale organen of lichaamsopeningen zoals mond of anus zijn niet eens te vinden. Ze hebben geen spierweefsel, geen zenuwstelsel en geen geslachtsorganen zoals alle andere wormsoorten. Men vindt dan ook geen elementen tot voortplanting zoals wormeitjes of larven. Elke wormparasiet heeft een voortplantingssysteem om zich te vermenigvuldigen met eitjes of larven die men kan opzoeken in de uitwerpselen of omgeving. Bij koordwormen is daar niets van terug te vinden. Kan ook moeilijk, het zijn gewoon strengen van bijeen gedraaide vezels zoals in een koord van darmslijmvlies en darmplak dat door irritatie van de darm als gevolg van foute voeding of laxeermiddelen is losgekomen.

Door een publicatie van de Russische auteurs, Dr. Alex A. Volinsky, Ph.D., Nikolai V. Gubarev, Ph. D : (Development stages of the ‘Rope’ human intestinal parasite arxiv:1301.2845 14/1/ 2013) is deze ‘koordworm’ met foto's van ‘ Funis parasitus’ zoals ze hem noemen een hoax geworden. Het is een broodje-aapverhaal dat via e-mail op het Internet wordt verspreid. Deze publicatie in een niet wetenschappelijk tijdschrift is vulgarisatie in een ‘online journaal’ dat geen ‘peerreview’ door andere wetenschappers kent. Er staan geen referenties in naar andere wetenschappelijke studies en er zijn geen uitgewerkte onderzoeksmethoden te vinden. Vooral de zogenaamde behandeling die er in deze studie wordt aanbevolen op basis van producten zoals Eucalyptus, citroensap en een product dat zuurstof vrij geeft in de dikke darm is totaal onwetenschappelijk en nergens onderbouwd door degelijke testen. Er wordt tegen ‘koordwormen’ zelfs een anti parasitair middel aanbevolen op basis van kruiden, maar nergens wordt vermeld om welke kruiden het gaat.

De Russische auteurs hebben geen medische, of parasitologisch achtergrond. Een parasitoloog, die naam waardig, die een dergelijke nieuwe worm bij de mens zou vinden, zou dit wat graag publiceren in de internationale wetenschappelijke tijdschriften. Zijn naam zou voor eeuwig gevestigd zijn als de ontdekker van de ‘koordworm’. Jammer voor al die ‘believers’ in koordwormen, tot nu toe is er geen enkele parasitoloog die zijn reputatie als wetenschapper wil verbinden aan deze pseudoparasiet.

5 Echte Cursiefjes

Parasitologie! Parasitologie!

Een beetje wetenschap, een beetje mythologie.
Minuscule monstertjes die bibberen en beven,
Met cursieve lettertjes in publicaties beschreven
En tot mysterieuze, lange vaktermen verheven.
Grillige, grappige creaturen die zalig niets doen en profiteren.
Van gastheer en tussengastheer zonder iets te presteren.

*vrij vertaald naar “A chemist Looks at Parasitology” by Dr. A.E.R. Westman

 In de biologie worden de wetenschappelijke namen van dieren, dus ook wormen en parasieten in het Latijn, een dode en vreemde taal, weergegeven en staan steeds cursief gedrukt. Het geslacht of genus heeft altijd een hoofdletter en de soortnaam is steeds met een kleine letter. Zo gaat de grote spoelworm van het varken door het wetenschappelijke leven als 'Ascaris suum Goeze 1782.'  De geslachtsnaam 'Ascaris' betekent spoelworm en zijn soortnaam 'suum' verwijst naar het varken. Goeze is de eerste auteur die de varkensspoelworm heeft beschreven in 1782.

Wie dus een schuinsmarcheerder zoals Dictyocaulus viviparus (wetenschappelijke naam voor de longworm van het rund) tussen de stijve, rechte Romeinse letters over de bladspiegel ziet kronkelen heeft de universele naam van de longworm die over heel de wereld gebruikt wordt. De gewone burger is helemaal niet vertrouwd met die wetenschappelijke namen. Waarom zouden we die parasieten geen gewone Nederlandse namen geven zoals 'longworm, maagworm of lintworm'? Lijkt vanzelfsprekend, maar die benaming is vaak onvoldoende precies. Er kunnen bijvoorbeeld bij een schaap of een hond minstens drie verschillende longwormen voorkomen die dan nog tot verschillende families behoren en een andere pathologie hebben. Veel Nederlandse namen zoals 'lintworm' of  'maagworm' zijn vaak verzamelnamen van verschillende soorten. Als in een populaire geneeskundige publicatie staat dat look goed is tegen 'darmwormen' dan leidt die uitspraak tot onnodige verwarring. Over welke wormen gaat het dan? Men kan jammer genoeg de meeste parasieten alleen correct benoemen door hun wetenschappelijke naam te gebruiken.

Mijn eerste dag als nieuwkomer in het grote laboratorium parasitologie stond ik een beetje bedremmeld voor het doorbuigend rek naar al die imposante standaardwerken te turen. Dikke turven in het Engels, Frans of Duits vol wetenschappelijke kennis over alle mogelijke parasieten waar ook ter wereld. 'Voor de juiste schrijfwijze van de wetenschappelijke naam van een wormparasiet slechts één adres'; zei de hoofdparasitoloog: 'Het levenswerk  'Systema Helminthum van Satyu Yamaguti'. Het leek eerder op een reeks delen uit een encyclopedie. Kurkdroge boeken met niets anders dan indelingen en namen van parasieten met hun morfologische gegevens. Deze Japanse parasitoloog heeft een groot deel van zijn leven de wereldbibliotheken afgeschuimd op zoek naar alle mogelijke beschrijvingen van wormparasieten. Hij leefde als een monnik en heeft met engelengeduld al die namen bijeen gezocht, de beschrijving van die parasieten vergeleken en uiteindelijk volgens enkele strikte regels de echte, authentieke wetenschappelijke naam geselecteerd. Vóór zijn groots werk moest men het doen met een onoverzichtelijke warboel van soms tientallen verschillende namen die over heel de wereld gegeven werden door parasitologen aan hun zogezegd nieuwe parasietensoort, die - dat bleek dan achteraf - al eerder beschreven was in andere talen en andere landen. Zo heeft de haakworm van de Nieuwe Wereld nu definitief de naam Necator americanus (Stiles 1920) gekregen wat letterlijk de Amerikaanse moordenaar of doder betekent. Die haakworm heeft vroeger wel heel wat andere namen gehad zoals Uncinaria americana, Ankylostoma americanum, Necator africanus, Necator argentinus.

Indien er nu een nieuwe naam, of verschillende namen voor hetzelfde beestje voorkomen, wordt in ernstige comités beslecht welke de enige en unieke naam zal zijn voor heel de wereld. Een bioloog uit Maleisië, Peru of Nederland die de naam Dictyocaulus viviparus ziet staan in een tekst weet ogenblikkelijk dat het over de longworm van het rund gaat. Zelfs in een Chinees of Arabisch artikel duikt tussen al die vreemde Chinese tekens of Arabische letters plotseling het vertrouwde beeld op van Dictyocaulus of een andere parasietennaam als cursiefje in onze letters. Die wetenschappelijke namen hebben het voordeel dat ze uniek en universeel zijn.

Als we een tekst in zijn geheel overzien, zullen we bijna onmiddellijk onze eigen naam, of de naam van onze geboorteplaats opmerken in een volle bladzijde tekst. Iets dergelijks gebeurt er ook met die cursief gedrukte namen. Als we 'diagonaal' door een pagina lezen dan zullen we bijna ogenblikkelijk Dictyocaulus zien staan. De tekst van een nieuwe publicatie wordt door een wetenschapper gescreend en afgetast met de ogen naar de cursief gedrukte namen. Dat heeft het grote voordeel dat hij bijna direct weet of die publicatie in zijn interessegebied ligt of niet. Met argusogen overlopen wetenschappers de namen en, o wee, als er een cursief gedrukte naam fout is geschreven. Een dergelijke slordigheid vinden biologen onvergeeflijk. Bijna ogenblikkelijk zakt het aandeel van die publicatie met ruime cijfers in de beursnoteringen van degelijke publicaties.

De doorsnee lezer die niet vertrouwd is met dit vakjargon vermijdt liefst zoveel mogelijk die biologische nomenclatuur. Gewoon enkele zinnen beginnen met een paar van die moeilijke, nauwelijks uit te spreken, cursief gedrukte wetenschappelijke namen is voldoende om hem af te schrikken. Die gelatiniseerde vreemde namen achter elkaar doen dienst als horden op een hindernissenpiste. Hij springt er al lezend gewoon overheen, of haakt af en legt het artikel opzij. Hij is misschien wel geïmponeerd door al die geleerde namen maar vindt ze alleszins 'onverteerbaar'. De auteur die zijn aureool van degelijke wetenschapper wil oppoetsen, zal dus erg omzichtig en schaars moeten omspringen met het gebruik van al die abracadabra-namen in zijn publicatie. Wist je trouwens dat een taxonomist in een speelse bui een nieuwe soort springspin de naam Abracadabrella birdsville Zabka, 1991 heeft gegeven? Er zit tussen al die vreemde 'cursiefjes' vaak veel meer fantasie dan men doorgaans vermoedt.

Die dubbele naamgeving hebben we te danken aan de Zweedse plantkundige en zoöloog Carolus Linnaeus. Voor zijn tijd bestonden er wel al tientallen systemen om namen te geven maar de meeste waren omslachtig en vaak niet consequent. Het oorspronkelijk werk van Linnaeus over de indeling van de planten 'Species plantarum' bestond slechts uit twintig bladzijden. Dit werk, waarvan de eerste druk in 1753 verscheen, was zo gebruiksvriendelijk en succesvol dat het herhaald moest worden bijgedrukt. Sinds 1905 geldt die publicatie als beginpunt van de botanische nomenclatuur. Zo werd ook de tiende druk van zijn belangrijkste werk 'Systema naturae' gepubliceerd in 1758, waarin zowel planten, dieren en zelfs mineralen hun naam kregen, als beginpunt van de zoölogische nomenclatuur aangenomen.

Linnaeus plaatste in zijn tijd wormparasieten eerst nog in de duistere groep van Paradoxa. Deze groep bevatte de dieren waar hij eigenlijk geen blijf mee wist, omdat hij twijfelde of ze wel echt bestonden. Zelfs de pelikaan stond in die groep, omdat hij dacht dat een vogel met zo een enorm bek eerder een product was van de fantasie van ontdekkingsreizigers en zeelui. Bij wormparasieten veronderstelde hij, zoals toen algemeen aanvaard, dat het waarschijnlijk varianten waren van regenwormen die per toeval in dieren of mensen waren terecht gekomen. In een latere versie heeft hij zijn foutieve inschatting herzien en de parasitaire wormen een deftige plaats gegeven in zijn lijst.

Een naam geven aan een nieuw ontdekte soort kan men een beetje vergelijken met een naam geven aan een pas geboren baby. Als men een 'gekke' of lelijke naam geeft, draagt het kind die zijn hele leven met zich mee. En dat geldt ook zo voor parasieten. De naamgeving van een nieuwe soort is afhankelijk van de fantasie en vindingrijkheid van zijn eerste ontdekker en beschrijver. Hij moet wel rekening houden met enkele strikte basisregels. Het is opvallend dat men voor de naamgeving van parasieten uit een viertal belangrijke bronnen put. Zo worden heel wat soortnamen genoemd naar hun hoofdgastheer en zullen dus eindigen op humanus (mens), equi (paard), bovis (rund), ovis (schaap), suis (varken), canis (hond), cati enz. Niet zelden wordt die parasiet ook bij een andere gastheer aangetroffen Zo komt de hondenspoelworm Toxocara canis niet alleen voor bij de hond, maar ook bij de wolf, de vos en zelfs soms bij de mens.

Een aantal parasieten wordt genoemd naar zijn ontdekker als een blijvende herinnering aan de parasitoloog die de parasiet op de biologische kaart heeft gezet. Zo kreeg de lintworm bij de koe, de naam Moniezia benedeni ter ere van de Belgische parasitoloog Van Beneden uit Mechelen. Sommige van die oude parasitologen zoals o.a. K.I. Skrabin hebben wel tot vijftig parasieten die naar hen werden genoemd.

Soms wordt de geografische locatie waar de parasiet het eerst werd gevonden als basis gebruikt voor de naamgeving. Zo heet een van de haakwormen Ancylostoma brasiliense omdat deze soort het eerst werd gevonden in Brazilië. Waar parasieten met als soortnaam helvetianus, africana, australis, norvegica, americana vandaan komen is dan ook niet moeilijk te raden.

Het vaakst worden typische kenmerken uit de morfologie van de parasiet gebruikt om een naam te geven. Die opvallende eigenschap wordt verwerkt in de naam. De typische haakvorm (ancylos) van de haakworm vinden we terug in zijn geslachtsnaam Ancylostoma. Als men weet dat het Griekse woord 'ouros' staart betekent, wordt meteen duidelijk dat de Oxyuris een wormpje moet zijn met een gepunte staart. De varkenslintworm bij de mens lijkt op een lang lint (taenia) een heet Taenia solium. De verschrikkelijk lange en moeilijke naam van de stekelsnuitworm Macracanthorrhyncus hirudinaceus is eigenlijk een mooie omschrijving van het beestje. Het betekent letterlijk een organisme 'met een grote haak op zijn zuigsnuit en die lijkt op een bloedzuiger'. Het had natuurlijk ook wel een stuk eenvoudiger gekund. Maar het kan ook nog erger. De moeilijkste en langste geslachtsnaam die ooit werd gegeven, kreeg een fossiele libel en bestaat uit 31 letters: Kimmeridgebrachypteraeschnidium etchesi sp. n Fleck & Nel, 2003. Het leren uitspreken van die draak van een naam is misschien nuttig als concentratieoefening.

Soms wordt verwezen in de naam naar het orgaan of de plaats in het lichaam van de gastheer. Zo kreeg de bladvormige zuigworm of bot in de lever bij herkauwers de naam Fasciola hepatica. De gaapworm die in de luchtpijp of trachea leeft van de fazant heet Syngamus trachea. Dat Giardia intestinalis thuis hoort in de darmen blijkt ook uit zijn naam.

Heel wat biologen maken graag gebruik van de naam van een beroemdheid om die in hun nieuwe naam te verwerken. Ze kiezen gekende sportmensen, componisten, regeringsleiders, wetenschappers en zelfs komieken en filmsterren. Het zal niet moeilijk zijn om die beroemde namen terug te vinden in bijvoorbeeld een nieuw ontdekte vlieg Campsicnemius charliechaplini , of in de namen van enkele parasitaire wespen zoals Shakespearia en Beethovena of van een vliesvleugelig insect Mozartella. Er worden ook moderne artiestennamen verwerkt in nieuw beschreven soorten zoals in de spinnennamen Pseudocorinna brianeno en Pachygnatha zappa. De eerste dankt haar soortnaam aan de muzikant Brian Eno en de tweede aan Frank Zapa omdat die spin een zwarte pigmentvlek heeft aan de buikzijde die nogal erg lijkt op zijn indrukwekkende snor. Dat een zekere Rousseau niet erg gesteld was op het communisme van de gewezen Russische leider Nikita Chroesjtsjov blijkt voor eeuwig en altijd in de naam die hij gaf aan een worm Khruschevia ridicula. Recent werd in Kenia, het geboorteland van president Obama's vader, in haren een worm aangetroffen die zich kan vermenigvuldigen zonder mannelijke wormen. Die haarworm werd naar president Obama genoemd en heet nu Paragordius obamai.

Dat biologen ook zin voor humor hebben bij het geven van een nieuwe naam blijkt uit bijv. Orizabus subaziro, dit palingdroom is de naam voor een Mexicaanse kever.  Een grappige en muzikale soortnaam kreeg de herfstmijt Trombicula doremi. Sommige namen klinken misschien afschuwelijk, maar andere zoals Hymenolepis carioca, een lintwormsoort bij ratten, muizen en ook kinderen dansen en zingen.

De wetenschappelijke naam moet wel verwijzen naar een bestaand exemplaar dat bijvoorbeeld bewaard wordt in een museum of laboratorium. Dus de naam Nessiteras rhombopteryx voor het Loch Ness monster is dus geen echte wetenschappelijke naam, tenzij iemand het bestaan van Nessie kan bewijzen.

Sommige auteurs gebruiken zonder het zelf te beseffen een naam die al gebruikt werd in een andere tak van de biologie. Zo vinden we de geslachtsnaam Argus ook terug als vogelnaam (Argus Temminck), als spinnennaam (Argus Walckenaer) als naam voor een slak (Argus Bohadsch) , als weekdier (Argus Poli) en als vlinder (Argus Lamarck). Volgens de spelregels zou alleen de oudste, geldige naam en dat is die van een vlinder mogen gebruikt worden en zouden al de andere namen die later verschenen een nieuwe naam moeten krijgen. Het einde van het namen geven in cursiefjesland is dus nog niet in zicht. Daar komt nog bij dat door modern DNA onderzoek heel wat bestaande indelingen en classificaties goed door elkaar worden geschud. Daardoor wordt ook het bestaansrecht van heel wat soorten en ondersoorten in vraag gesteld en gewijzigd.

Hopelijk werd je niet tureluurs van al die nomenclatuur en kronkelt er ooit eens een nieuwe soort Simon Carmiggelti door de Nederlandse parasitaire fauna.

6 Paarden ontwormen moest vroeger zó...

De Romeinen hadden al wormlarven vastgesteld in de slagaders bij hun geslachte paarden maar wisten weinig van de pathologie van die wormen. In handboeken voor dierenartsen uit de negentiende eeuw kan men lezen hoe schadelijk deze wormparasieten zijn voor paarden en hoe deze worminfecties moeten behandeld worden. In die tijd gingen er nog meer paarden dood door verkeerde behandelingen dan dat er gered werden. Die behandelingen van toen moet men zien in het licht van de toenmalige normen en kennis over ziekten bij paarden. Zo werd er bij een ziek paard dagen achtereen aderlatingen van soms 5 à 6 liter bloed toegepast. Dat het verzwakte paard uiteindelijk stierf of niet meer geschikt was voor verder gebruik, was dan ook niet te verwonderen. Er werden 'dragten' gezet, om kunstmatige ettering op te wekken om de zgn 'ziektestoffen' in de etter te verzamelen. Die 'dragten' waren wollen drains vol gesmeerd met caustische cantharidzalf die onderhuids werden aangebracht. Al die 'duistere' praktijken deden de reputatie van de toenmalige dierenartsen geen goed. Er werd in die tijd trouwens weinig beroep gedaan op 'veeartsen' omdat het resultaat van hun behandelingen ondermaats was.

Ook van de wormbehandelingen uit die tijd was niet veel goeds te verwachten. Om wormen af te drijven gebruikten ze stinkende hertsthoornolie, d.i. . een dierlijke olie gewonnen uit de hoeven, horens en klauwen van schapen, runderen en andere slachtdieren. Dit ongezuiverd kadaverproduct had een indringende geur en werd vooral gebruikt om insecten te weren. Tegen de krampkoliek werden het niet onschuldige bilzekruid gebruikt, of men liet het paard anaal een pijpje tabak roken! Een anaal rokend paard moet alleszins en grappig zicht geweest zijn. Misschien deed de nicotine wel zijn werk.

Veel van de recepten van toen waren bereid op basis van loodwitoxide, teerzalf of turfkachelroet (mok). Die 'geneesmiddelen' waren zo slecht van smaak dat men verplicht was om ze via een neussonde toe te dienen. De neussonde had het voordeel dat men juist doseerde en zeker was dat het wormmiddel in de paardenmaag terecht kwam. Maar het ingeven via een neussonde was een omslachtige methode die door de eigenaar alleen niet uit te voeren was. Het kostte veel tijd en het was bovendien gevaarlijk als het goedje bij weerbarstige paarden abusievelijk in de luchtpijp terecht kwam. Vooral het inbrengen van de neussonde bij onhandelbare veulens, enters of twenters was een hele klus die men zonder een praam en immobilisatie in een paardenhoefstal niet voor mekaar kreeg.

Ook de minder spectaculaire behandelingen van toen waren gevaarlijk door de toxische stoffen zoals kwik of mannelijke varenwortel, die men dagelijks al of niet met een 'likking' honing aan het paard gaf. Die behandelingen waren daarenboven weinig efficiënt of deden zelfs meer kwaad dan goed. Niet één van de ingrediënten van het wormmiddel uit het: "Handboek der genees- en Verloskunde" van Prof A. Numan uit 1893 heeft de toets van de tijd doorstaan.

Neem:
Valeriaanwortel, Wormkruid, Mannelijke varenwortel, van ieder zes lood.
Vijlsel van Engelse tin, drie lood.
Met honig tot eene likking gemaakt, geeft men hiervan het paard, 's morgens en 's avonds, een lepel vol in. Men kan bij deze likking ook nog met nut drie lood duivelsdrek voegen. Nadat dit middel gedurende zes of acht dagen is gebruikt geve men de voorgeschreven afvoerende pil. Zoodanige pil kan ook op deze wijze worden te zamen gesteld:
Neem: Aloë, twee en half lood. Room van wijnsteen, één en een half lood, verzoete zoutzure kwik, twee wichtjes, om deze met witte zeep tot eene pil te maken, welke op eens wordt ingegeven".

Misschien kwam het grootste effect nog van de 'afvoerende pil' met het laxeermiddel Aloë en witte zeep. Diarree heeft al menig paard van heel wat darmparasieten verlost. En vermits het resultaat van de ontworming soms zichtbaar werd in de uitwerpselen onder de vorm van reuzengrote paardenspoelwormen van wel 45 cm lang, geloofde men in de efficiëntie van de behandeling. Dat er misschien van de totale wormlast nauwelijks een paar percent was uitgedreven, wist men toen nog niet.

In het midden van vorige eeuw had men al een aantal wormmiddelen zoals piperazine, haloxon en dichlorvos die tenminste toch al een zekere activiteit hadden en min of meer voldoende veilig waren om aan paarden te geven. Met de benzimidazolen kwam de eerste echte doorbraak. Ze hadden een breed spectrum en waren veilig genoeg om ze geregeld te geven zonder gevaarlijke bijwerkingen. Vooral mebendazole (Telmin het smakelijk wormmiddel voor paarden) dat men zo maar over het voer kon strooien, werd royaal gebruikt. Routinematige behandelingen om de 3 tot 6 weken in het hoogseizoen werd aanbevolen om de paarden clean te houden van wormen. Maar de geschiedenis herhaalt zich: wat met insecticiden en antibiotica is gebeurd, overkwam ook de wormmiddelen. Enkele jaren na het intensief gebruik verschenen de eerste publicaties over resistentie. Door de komst van de avermectines die een ander werkingsmechanisme hadden, werd de periode van intensief en routinematig behandelen nog enkele jaren verlengd. Die producten hadden een nog ruimer spectrum met bovendien ook nog activiteit tegen de gevaarlijke larvaire vormen van de grote bloedworm. Maar ook die producten verloren hun doeltreffendheid tegen de nieuwe generaties resistente wormen. In de Scandinavische landen en Nederland, later ook in de rest van Europa, trok men aan de alarmbel.

Nu laat de nieuwe Europese regelgeving alleen nog wormmiddelen toe bij paarden na een voorschrift en wil men af van de zgn. profylactische behandelingen door de paardeneigenaar. Daardoor komt nog meer de nadruk te liggen op de diagnosetechnieken, want de huidige zoals mestmonsteronderzoek en bloedanalyses, voldoen helemaal niet om een afdoende diagnose te stellen in alle omstandigheden. Men zet de mazen van het al kapotte net om bloedwormen te vangen nog verder open. En laten we ons maar geen illusie maken, ze zullen er meer en meer door glippen.

Het Verpleegstertje

Onlangs het ongenoegen gehad om vijftien dagen lang te mogen liggen op een ziekenhuisbed. Platte rust 'a volonté'. Na een nierpunctie mag ik zo maar eventjes achtentwintig uur lang volledig plat blijven liggen met een zandzakje onder mijn rug. Het moet tegendruk geven om de mogelijke bloedingen van de doorgeprikte nier te stoppen. Om vier uur 's nacht lig ik nog uren te staren naar het rode flikkerlichtje van het brandalarm tegen het plafond. Het tokken en rammelen van de verwarmingsbuizen galmt door de lege kamer. Af en toe wordt het overstemd door irriterend gekuch en geblaf van een andere zieke, of een oude vrouw die maar blijft roepen: "Christine, Christine, Christine". Een wanhopige schreeuw om aandacht. Een noodkreet die niemand beantwoordt. Zelfs de verpleegsters niet. Ze weten dat ze er niets kunnen aan doen. De impuls om zelf uit mijn bed te springen om dat nachtlawaai te doen stoppen verdwijnt snel, want ik hang vast aan een infuus met een stroperige albumine. Het zachte geslof van mijn hijgende buurman die een uitstapje waagt op de gang van wel vijf meter ver om dan even uit te blazen voor mijn openstaande deur lost op in de stilte van de nacht.

Je leeft in een 'slow motion'-film met veel, lang stilstaande beelden. Je beweegt in een vertraagd ritme en verdwijnt in een eindeloze zee van tijd. Tegen de morgen aan rammelen de stootkarretjes met potten en pannen met daar tussen het gekwebbel van de verpleegsters. Hun zachte stemmen en rustige stappen vullen de gangen met een warme, gezellige vrouwelijke sfeer.

Al ooit getracht iets te eten of te drinken terwijl je volledig plat ligt? Zelfs met je hoofd schuin in een krampbeweging tracht je te zuigen aan een lang rietje of sabbel je een beetje aan je koffie uit een bekertje met een teutje aan zoals voor baby's. Dan moet je het nog veilig doorslikken zonder te stikken in een slikhoest. Gevoerd worden met stukjes vlees door een verzorgster terwijl je plat ligt, je wordt er nederig van. Toen ik uiteindelijk rechtop mocht zitten, werd ik duizelig en mottig en hapte naar adem. De twee neusvleugeltjes van plastiek verbonden met een lange buis met zuurstof brachten verlichting. Gelukkig kwam er af en toe een witte engel langs om voor de zoveelste keer mijn bloeddruk te meten of een kittelende koortsthermometer onder mijn arm te steken.

Je wordt in een ziekenhuisbed herleid tot een prikpop waar afwisselend in je linker of rechterarm wordt gestoken. Vier keer per dag komen ze dan nog eens in één van je vingers prikken om de suiker te bepalen in je bloed en 's avonds nog een extra prikje in de buik. Slechts muggenbeetjes die je zo bent vergeten. Alleen, af en toe is er een vervelende prik die zelfs dagen nadien nog jeukt en pijn doet. Er zitten veel leerling verpleegsters tussen de witte engelen. Melissa vraagt of ze nog een 'prikje' mag geven voor een bloedafname. Het 'infuusje' moet verstoken worden want het lekt aan mijn arm. Toen ik al lachend vroeg waarom ze het steeds over een 'prikje' had, zei ze blozend: "Sorry, sorry, sorry." Onbewust wil ze natuurlijk de mogelijke, pijnlijke steek verzachten door het een 'prikje' te noemen. Niet dat ik liever een militaire veldhospitaaldokter zou verkiezen die met een vuile spuit in de hand maar raak steekt met een hevige pijnscheut tot gevolg. Ik hoor hem al zeggen: "Je mag van geluk spreken als ik van de eerste keer juist zit. Meestal wriemel ik een beetje heen en weer, tot twee drie keer toe en soms zit de naald zelfs te diep. Niets van aantrekken en vooral niet kleinzielig doen. 'A la guerre, comme al la guerre'. Enfin, dan nog liever het verpleegstertje met haar 'prikje'.

Ze kon het verkleinen en minimaliseren niet laten, want toen ze bij mijn kamergenoot kwam, vroeg ze: "Hebben ze jouw 'bloeddrukske' al gepakt deze morgen?" Hij was net terug in de kamer na een operatie waarbij zijn linkerbeen werd afgezet. Om hem een beetje op te beuren, zei ze bemoedigend:"Ja, Freddy het zal voortaan in een 'rolstoeltje' moeten gebeuren." Freddy was garagist in zijn actieve jaren. Hij ligt al meer dan anderhalf jaar op de nierafdeling en heeft al zoveel nierdialyse ondergaan en bloedafnames gekregen dat zijn beide armen bont, blauw, bruin en vol bulten staan met witte vlekken. De verpleegsters vinden praktisch geen plaatsje meer om nog een infuus te steken. Hij drinkt de ganse dag Cola 'zero sugar' en hallucineert. Om elf uur 's nachts vraagt hij mij om naar de groene maden te komen kijken op zijn tafeltje. Omdat ik geen groene wormen zie, wijst hij naar de krieuwelende spinnen op zijn laken en naar de schichtige hagedissen die over het plafond ritselen. Hij wordt door de Cola zo in zijn verbeelding geprikkeld dat hij zelf cinema speelt. Jammer genoeg geeft hij 's nachts om drie uur luidop zelf nog commentaar bij zijn eigen film:"Schiet hem neer, die smeerlap. Niet laten lopen, maak hem maar af!" Het moet een spannende film geweest zijn want om vier uur sliep hij als een roos.

Overdag speelt Freddy uit verveling met zijn portefeuille. De munten vallen op de grond en zijn bankkaarten liggen verspreid op zijn laken. Ik zoek ze bij elkaar. Zijn smartphone is hij ook al kwijt. Onder zijn kopkussen ligt hij verborgen samen met een paar snoepbollen. Hij verorbert tussendoor 'madeleintjes' waarvan de kruimels aan het laken blijven plakken. Freddy heeft last van constipatie. Kan je nog windjes laten, vraagt Melissa. "Maar kind toch! Dat was deze nacht eerder een klapband of een verstopte uitlaat die ontplofte. Windjes niet, maar kanonschoten die het laken doen omhoog vliegen wel! " Melissa krijgt een rode kop en controleert vlug de bloeddrukmeter. Ze noteert op haar formulier bij winderigheid: OK, met vette stip. De volgende nacht moet Freddy hoognodig plassen. Melissa heeft per abuis zijn urinefles in de douchecel laten staan. Hij grabbelt naar een plastieken bekertje op zijn tafeltje en plast het vol tot het overloopt en kan zich niet meer inhouden. Dan roept hij om hulp want hij vindt de rode knop niet meer boven zijn bed. De nachtverpleegster komt langs en maakt zich kwaad: "Dat lap je mij geen tweede keer, hé Freddy. Nu kan ik al het beddengoed weer verversen. Je kan toch bellen!" Ze wist zelfs niet dat ze bij het transport van zijn bed naar de nierdialyse zijn bel had los getrokken.

Van middag komen ze voor de veertiende keer bloed afnemen. En Melissa, een nieuwelinge mag het voor de eerste keer ook eens proberen. Ze zit zenuwachtig naast mijn bed. Onder leiding van een ervaren verpleegster die met een beetje tappen en wrijven over mijn arm de juiste ader aanwijst. Eerst even ontsmetten, dan met een bic een puntje plaatsen waar het onschuldig 'prikje' mag gegeven worden. Om haar te helpen, strooi ik uit mijn oude trukendoos gouden parels van dankbaarheid over haar zwart, harig kopje want haar glimlach is een betere medicijn dan de droge ziekenhuislucht die het snot in je neus doet opdrogen tot harde korsten. Even een lichte pijnscheut en de naald zit goed. Het bloed vloeit in de zes tubes die een voor een worden afgesloten en geschud. Er verschijnt een hemelse glimlach op haar gezicht en haar ogen stralen van geluk. "Hé, hé,'t is gelukt en dat van de eerste keer. Haar dag kan niet meer stuk. "Bijna perfect, zegt de oudere verpleegster. "Je bent alleen vergeten de patiënt zijn naam en geboortedatum te vragen." 

Vaatwasmachine te koop

Toen we onze keuken vernieuwden, stonden we plotseling voor de cruciale beslissing: nemen we nu een vaatwasmachine of niet. Al die jaren hadden we de hele afwas die onze kroost van vijf kinderen meebracht, samen klaargespeeld aan de afwasbak. Het oud Arabisch gezegde indachtig: na een maaltijd moet men staan of duizend stappen gaan, hebben we veel plezierige uren al staande doorgebracht aan die afwasbak. Mijn vrouw twijfelde en ik ook. Vooral de schoondochters lieten ons al te duidelijk verstaan dat we van ‘den ouden tijd’ waren door geen vaatwasmachine te hebben.

“Jullie beseffen niet hoe gemakkelijk dat is. Weet je, zei ze, dat je met een vaatwasmachine in een gezin met vier personen gemiddeld een half uur tijd bespaart. De vaatwasmachine maakt de afwas over het algemeen ook schoner en het is daarenboven hygiënischer. Je moet niet meer met je handen in het vuile afwaswater ploeteren. De voordelen van zo een prijzige machine waren in hun ogen zo groot dat het dwaas zou zijn om er geen aan te schaffen. Het werd ons overduidelijk dat een vaatwasser echt niet meer weg te denken is uit een moderne keuken. We hebben toen de knoop maar doorgehakt en sindsdien staat de dure Miele vaatwasser te blinken tussen de keukenkasten.

Toen het ding eindelijk geïnstalleerd was, kwam pas de grote verrassing. De berg vuile afwas van een familiereünie stond klaar en wij ook. In al onze ijver om dat nieuwe afwaswonder uit te proberen, wou ik een kom met een houten handvat in de machine duwen. "Neen, neen, hout mag je niet in de machine steken," zei de schoondochter. Als onervarene volgde ik natuurlijk braafjes de instructies van de geroutineerde vaatwasmachinevullers. Voorzichtig werden de glazen en borden in de rekken geduwd. Onze grote kookpot kon er jammer genoeg niet in en die zachte plastieken kommetjes mochten er ook al niet in want die zouden door de hitte helemaal vervormd worden. Ook een paar grote borden die de draaiende spoelarmen konden blokkeren mochten er niet in. De kristallen glazen moesten er zeker uit want die corroderen en krijgen dan een vuilvieze film aan de buitenkant. Die moet je apart afwassen, zei onze vaatwasadviseur. "Hoe zo, wat is dan het verschil? Vroeg ik, licht geïrriteerd. Dan sta ik toch weer aan de afwasbak met mijn tere handen in de smurrie te ploeteren. Toen alles wat er wel in mocht eindelijk ingeladen was, wou ik de machine aan zetten, maar nee ook dat mocht niet. "Je gaat toch geen machine laten draaien die maar driekwart gevuld is; dat is niet economisch en pure verspilling", moest ik horen. "Omdat we persé het resultaat wilden zien van die gloednieuwe machine drukte ik toch de startknop in.

Ondertussen konden we de verzameling van al wat er niet in mocht apart afwassen. Toen we klaar waren, stond die machine nog vrolijk te brommen met een vijftig decibel aan gratis lawaai. Als toemaatje kregen we een licht vreemde, chemische geur aangeboden die de hele keuken vulde. Ik dacht: wij klaar, de machine ook klaar en dan kunnen we tegelijkertijd al die spullen opnieuw in de keukenkasten plaatsen en klaar is Kees. Neen dus, Kees was helemaal niet klaar. We moesten eerst een half uur wachten tot de vaatwasser klaar was met zijn job.

Toen mijn vrouw enkele kleine bordjes nodig had voor het dessert bleken die nog in de machine te zitten. Ja het is wel handig als je van alles een dubbele set hebt, zei de schoondochter. Rap rap enkele borden afwassen, zit er dus niet meer in als ze in de vaatwasser zitten. Een eentonig gepiep maakte ons duidelijk dat het programma afgelopen was. Ik dacht: we nemen er alles vlug uit en stoppen de propere lading in de keukenkasten. Maar nee, onze twee ervaren vaatwassers stonden elke met een handdoek in de hand klaar om alles uit te laden.

Toen ze de tassen met een holle bodem eruit haalden, stonden die holtes vol water, idem dito met sommige kommen. Dus toch opnieuw afdrogen. We gaan nu niet kleinzielig doen en zeuren over enkele braadpannen en kookpotten met nog hard aangedroogde etensresten aan de bodem. Alle begrip daarvoor. Zo een machine heeft geen schuursponsjes of harde borstels. Het spuit alleen maar heet water in het rond. Mijn schoondochter noemde deze extraklus eufemistisch: de onvermijdelijke na-afwasbeurt. Die braadpan met aangebrand vet zullen we dus ook zo verder schoon maken in de afwasbak.

Dat afwassen met een vaatwasser drie tot vijf keer duurder is dan met de hand afwassen komt door het hogere waterverbruik en de elektrische stroom. Die minieme kostprijs weegt niet op tegen het voordeel van al dat nieuwe comfort. Die verkoperpraat kan ik nog slikken, maar het feit dat zo een machine je vier keer aan de praat houd, is er voor mij teveel aan. Als je met de hand afwast en afdroogt is die afwasklus in één moeite geklaard. Met die vaatwasser heb je vier keer werk in plaats van één keer. Eerst moet je de kippenbouten en vettige stukken die op de borden zijn blijven liggen verwijderen vooraleer men alles in de vaatwasser kan stoppen. (Ja ja! Ik weet het, als men met de hand afwast, moet je dat natuurlijk ook doen). De machine lust geen restjes of geraakt verstopt of geblokkeerd. Alle stukken moeten goed worden geplaatst, zodat ze elkaar niet blokkeren. Ondertussen moet je de niet afwasbare stukken zelf nog eens onder handen nemen in de afwasbak. Dan moet je minstens een half uur wachten vooraleer je uiteindelijk alles kunt uitladen, afdrogen en in de keukenkasten stoppen.

Omdat je nieuwe technologie toch zijn kans moet geven, hebben wij sinds de aankoop van dit technisch wonder het toch nog enkele keren gebruikt. We zagen na die proefperiode het voordeel er niet van in. Ze staat nu werkloos te blinken en zal er zo blijven tot het einde onzer dagen. We hebben indertijd ons persoonlijk blunderboek met de miskoop van ons leven verrijkt met een miskleun van formaat. Nu we nog alleen met ons tweetjes thuis zitten en nooit nog een volle machine bij elkaar krijgen, zitten we met de meest nutteloze machine in heel ons huis. Wie ze hebben wil, mag ze komen halen, afwasblokjes gratis inbegrepen.

Meest recente reacties

27.07 | 12:00

Mooie website

27.11 | 10:53

Zeer origineel. Fantastisch

Deel deze pagina